Zoals de grafiek laat zien, is bij pH-waarden >
8,5 minder dan 10% van het HOCl opgenomen
in het water en is daardoor de desinfectie
minder. De na de compensatie weergegeven
chloorwaarde is een rekenkundig bepaalde
chloorwaarde. De rekenkundig bepaalde
chloorwaarde wijzigt niets aan de desinfecte‐
rende werking van het water. De hierboven
beschreven overdosering wordt echter voor‐
komen. Voor de kalibratie van amperometri‐
sche sensoren, wordt de erkende referentieme‐
thode DPD 1 (voor vrij chloor) als
vergelijkingsmethode gebruikt. De referentie‐
methode is pH-onafhankelijk (resp. buffert de
pH-waarde op ca. 6,5) en bepaalt daarom het
vrije chloor vrijwel als 100 % HOCl. Om ervoor
te zorgen dat de door het amperometrische
chloormeetsysteem gemeten concentratie‐
waarde overeenkomt met deze vrije chloor‐
waarde, kan de pH-invloed op de door de
sensor gemeten chloorwaarde van de regelaar
worden gecompenseerd. De regelaar kan deze
pH-compensatie automatisch of via een geïnte‐
greerde pH-meting of handmatig gerelateerd
aan een vaste pH-waarde, uitvoeren. We raden
de automatische versie aan. Hierbij is het abso‐
luut noodzakelijk ook de meetwatertemperatuur
te meten, die een wezenlijke invloed heeft op
de pH-meting. Zou deze invloed niet worden
gecompenseerd, zou de pH-waarde verkeerd
worden gemeten en zou de chloorwaarde daar‐
door verkeerd worden gecompenseerd.
Zonder pH-compensatie, is bij hoge pH-
waarden geen kalibratie mogelijk, omdat het
verschil tussen de meting met de chloorsensor
en de vergelijkende DPD 1 referentiemethode
te groot is.
Het werkbereik van de pH-compensatie: pH
4,00 ... 8,50, temperatuur: 5 ... 45 °C
Meting van opgeloste zuurstof: Wanneer
hogere eisen worden gesteld aan de meet‐
nauwkeurigheid (zie specificatie van de sensor‐
typen), moet u de volgende correctiewaarden
invoeren: luchtdruk, hoogte boven NN, saliniteit
of geleidbaarheid. De factor temperatuur wordt
Meetgrootheden instellen
bij de sensortypen DO1, DO2, DO3 al in de
sensor gecorrigeerd. Schakel voor deze sen‐
sortypen de temperatuur op "UIT", actualiseer
de waarden van de invloedsfactoren minimaal
voor elke kalibratie.
Kalibratie van de chloorsensor bij
geactiveerde pH-compensatie
Het is absoluut noodzakelijk, dat altijd
eerst de pH-sensor wordt gekalibreerd
en daarna de chloorsensor. Bij elke vol‐
gende kalibratie van de pH-sensor is
daarna altijd een kalibratie van de
chloorsensor noodzakelijk. Anders is de
chloormeting foutief.
Sensortype:
Kies eerst het sensortype. Het sensortype staat
op het typeplaatje van de sensor. Deze sensor‐
keuze is noodzakelijk en activeert in de rege‐
laar de sensorspecifieke gegevens.
Meetbereik van de sensoren
Kies het meetbereik. Het meetbereik staat op
het typeplaatje van de sensor. Een verkeerd
meetbereik leidt tot een foutieve meting.
Temperatuur
De meting van de temperatuur dient uitsluitend
voor informatie- of registratiedoeleinden, echter
niet voor temperatuurcompensatie. De tempe‐
ratuurcompensatie gebeurt in de sensor. Zijn
[Chloordioxide] en het sen‐
de meetgrootheid
[CDP] gekozen, is een separate tempe‐
sortype
ratuurmeting voor temperatuurcompensatie
noodzakelijk.
85