Kalibreren
12.9
Temperatuur kalibreren
Meet- en regelgedrag van de
regelaar tijdens de kalibratie
Tijdens de kalibratie: De insteluit‐
gangen worden gedeactiveerd. Uitzon‐
dering: wanneer een basischarge of
een handmatige instelbare variabele is
ingesteld. Deze blijft actief. De meet‐
waarde-uitgang
[Normsignaaluitgang mA] wordt
bevroren, volgens de instellingen in het
menu mA-uitgang.
Bij een succesvolle kalibratie / controle
worden alle foutcontroles die betrekking
hebben op de meetwaarde, weer
gestart. De regelaar slaat bij een suc‐
cesvolle kalibratie de bepaalde gege‐
vens voor nulpunt en steilheid op.
132
Eventueel is hierbij een handmeetapparaat
voor de meetgrootheid temperatuur nodig. Dit
handmeetapparaat moet nauwkeurig genoeg
meten en weergeven, om een succesvolle kali‐
bratie te waarborgen.
1.
Druk bij de basisweergave op de
toets.
2.
Ga verder met
3.
Volg de instructies op het display van de
regelaar en voer de kalibratie uit.
4.
Ga verder met
5.
Ga verder met
passen of ga verder met
te gaan met de kalibratie
6.
Het resultaat van de kalibratie opslaan
in het geheugen van de regelaar, door
te drukken op de
De regelaar toont weer de basis‐
ð
weergave en werkt met de resul‐
taten van de kalibratie.
Mislukte kalibratie
Valt het resultaat van de
kalibratie buiten de vastge‐
stelde tolerantiegrenzen,
verschijnt een foutmelding.
In dat geval wordt de
actuele kalibratie niet geac‐
cepteerd.
Controleer de voorwaarden
voor de kalibratie en ver‐
help de fout. Herhaal
daarna de kalibratie.
-
om de waarde aan te
om verder
-toets