12.3.2
2-puntskalibratie fluoride-
sensor (CAL)
Probleemloze werking van de
sensor
Correct meten en doseren kan
–
alleen als de sensor probleemloos
werkt
De gebruikershandleiding van de
–
sensor opvolgen
Het uitvoeren van een 2-puntskali‐
–
bratie wordt dringend aanbevolen
en heeft de voorkeur t.o.v. andere
methoden
Voor het kalibreren moet de
–
sensor uit de doorloopgever
worden uit- en weer ingebouwd.
De gebruikershandleiding van de
doorloopgever opvolgen
Benodigd materiaal voor het kalibreren van
fluoride-sensoren:
Twee testreservoirs met kalibratie-oplos‐
n
sing
Meet- en regelgedrag van de
regelaar tijdens de kalibratie
Tijdens de kalibratie: De insteluit‐
gangen worden gedeactiveerd. Uitzon‐
dering: wanneer een basischarge of
een handmatige instelbare variabele is
ingesteld. Deze blijft actief. De meet‐
waarde-uitgang
[Normsignaaluitgang mA] wordt
bevroren, volgens de instellingen in het
menu mA-uitgang.
Bij een succesvolle kalibratie / controle
worden alle foutcontroles die betrekking
hebben op de meetwaarde, weer
gestart. De regelaar slaat bij een suc‐
cesvolle kalibratie de bepaalde gege‐
vens voor nulpunt en steilheid op.
Gebruikte kalibratie-oplossing
De gebruikte kalibratie-oplossing weg‐
gooien. Informatie hierover: zie veilig‐
heidsinformatieblad van de kalibratie-
oplossing.
Voor de kalibratie zijn twee testreservoirs met
kalibratie-oplossing nodig. Het fluoridegehalte
van kalibratie-oplossingen moet minimaal 0,5
ppm F
-
uit elkaar liggen. De sensor moet bij het
verwisselen van de kalibratie-oplossing grondig
worden afgespoeld met water zonder fluoride.
Kalibreren
111