Reiniging: (Motoren 420–721)
• Sluit de brandstofafsluitkraan.
• Plaats een bak onder het preliminair
brandstoffilter om de brandstof op te
vangen.
• Verwijder aftapplug 4 en tap de brand-
stof af.
• Schroef klemschroef 1 los, verwijder het
filterhuis met filterelement 3.
• Reinig het afdichtvlak van de filtercon-
sole 7 en filterelementhuis 5 van eventu-
eel vuil.
• Plaats een nieuwe afdichtring 6 en filter-
element 3 (vervangen indien nodig).
– Duw het filterelement omhoog tot ca. 3
cm over de rand van het huis op de
geleider in het filterhuis 5.
• Duw het filterhuis 5 met filterelement 3
en afdichtring 6 tegen de filterconsole 7
en schroef het op zijn plaats met klem-
schroef 1 (aanhaalkoppel 25 Nm).
NB: het moet niet mogelijk zijn de boven-
ste afdichting 2 op filterelement 3 over
de geleiderconsole op filterconsole 7 te
duwen.
• Draai afvoerplug 4 vast.
• Open de brandstofafsluitkraan.
• Controleer of lekkages nadat de motor
werd gestart.
Vervanging
• Vervang het defecte filterelement 3.
TD/TAD520/720
36
Brandstofvoorfilter. Water aftappen
(standaard op 420–721)
Het brandstofvoorfilter is een optionele accessoire.
Plaats een bak onder het brandstoffilter. Voer het wa-
ter en de verontreinigingen af met behulp van de
kraan/plug in de onderkant.
BELANGRIJK! Wacht een paar uur nadat de
motor afgezet is voordat het filter wordt afgetapt.
Brandstofvoorfilter. Filterelement
vervangen
Sluit de brandstofkraan bij de brandstoftank. Plaats
een bak onder het brandstoffilter.
Draai de schroef (1) los om het deksel te verwijderen.
Vervang het element en plaats het deksel terug. Open
de brandstofkraan. Ontlucht het brandstofsysteem.
Breng het oude filter naar een geschikt afgiftepunt.
Start de motor en controleer op lekkages.
NB! De motoren 420–721 hebben een brandstofvoor-
filter dat gereinigd kan worden.
Brandstofsysteem Ontluchten
Het brandstofsysteem moet worden ontlucht nadat de
brandstoffilters zijn vervangen of nadat de brandstof-
tank is bijgetankt toen deze leeg was.
Ontluchting van motoren met stopmagneet/brand-
stofafsluitventiel aangesloten op voedingsspan-
ning bij stop:
Zorg ervoor dat de motor in de bedrijfsmodus staat.
Open de ontluchtingsschroef (1). Pomp met de hand-
pomp (2) totdat er brandstof zonder lucht naar buiten
stroomt. Sluit de schroef terwijl er brandstof naar bui-
ten stroomt.
Pomp vervolgens nog 15–20 keer. Controleer op lek-
kages.
OPMERKING! Bij motoren uitgerust met een brand-
stofafsluitventiel moet de brandstofinspuitpomp vaak
ook worden gelucht. Dit doet u door de drukregelaar
van de brandstofinspuitpomp (3) los te draaien (27
mm steeksleutel). Pomp met de handpomp (2) totdat
er brandstof zonder lucht naar buiten stroomt.
Motoren 420–721:
Open de ontluchtingsplug in het overstromingsventiel.
(Zie afb.) Draai de motor rond met de startmotor of ge-
bruik de handbediende opvoerpomp (extra uitrusting)
tot de brandstofstroom vrij is van lucht. Sluit de plug
terwijl de brandstof eruit stroomt.
NB! Maak de brandstofleidingen van de injectoren niet
los.
Onderhoud