Motor starten
Maak er een gewoonte van de motor en de motorruimte te controleren voordat u de motor start. Zo zult u snel
kunnen ontdekken of er iets ongewoons gebeurd is of staat te gebeuren. Controleer of de instrumenten normale
waarden aangeven als de motor gestart is.
14
Voor het starten van de motor
●
Controleer of het oliepeil tussen de MAX- en MIN-markeringen
staat. Zie het hoofdstuk "Onderhoud, smeersysteem".
●
Open de brandstofkranen
●
Controleer of er geen brandstof-, koelvloeistof- of olielekkages
zijn.
●
Controleer de drukverliesindicator van het luchtfilter. Zie het
hoofdstuk "Onderhoud, motor, algemeen"
●
Controleer het koelvloeistofpeil. Controleer of de buitenkant van
de radiateur niet verstopt is. Zie het hoofdstuk "Onderhoud, koel-
systeem"
WAASWAARSCHUWING! Open de vuldop van het koel-
systeem niet als de motor nog warm is. Er kan stoom of
hete koelvloeistof naar buiten spuiten.
●
Zet de hoofdschakelaars aan
BELANGRIJK! Als de motor draait, mag u nooit met de
hoofdschakelaar de stroom verbreken. Hierdoor kan de dy-
namo beschadigd worden.
●
Zet de motortoerentalregeling in stationair. Ontkoppel de scha-
kelbare koppeling/versnellingsbak.
Startmethode
WAARSCHUWING! Gebruik nooit een startspray of iets derge-
lijks om de motor te starten. Het startelement kan een explosie
in het inlaatspruitstuk veroorzaken. Ernstig persoonlijk letsel
kan het gevolg zijn.
Instrumentenkastje:
1. Druk de Interlockknop (1) in en controleer of de waarschuwings-
lampen in het instrumentenkastje werken. (Dit geldt voor motoren
uitgerust met alarmseparatoren).