Tijdens de startprocedure.
Gebruik van extra apparatuur
Op contactdozen aangesloten
extra apparatuur kan alleen bij
ingeschakeld contact worden
gebruikt. Als dan het contact
wordt uitgeschakeld, blijft het
extra apparaat in gebruik. Ca.
15 minuten na het afzetten van
het contact worden de contact-
dozen uitgeschakeld om het
boordnet te ontlasten.
Extra apparaten met ene laag
stroomverbruik worden mo-
gelijk niet herkend door de
voertuigelektronica. In deze
gevallen worden contactdo-
zen mogelijk al korte tijd na het
afzetten van de ontsteking uit-
geschakeld.
Ligging van de bedrading
Bij het leggen van kabels tus-
sen contactdozen en accessoi-
res op het volgende letten:
Bedrading mag de berijder
niet hinderen.
Bedrading mag de stuuruit-
slag en de rijeigenschappen
niet beperken.
Bedrading mag niet worden
ingeklemd.
USBLAADAANSLUITING
Aanwijzingen voor het gebruik:
Laadstroom
Het betreft een 5V
USBladaansluiting, die
maximaal 2,4A laadstroom
beschikbaar stelt.
Automatische uitschakeling
Onder de volgende om-
standigheden worden de
USBlaadaansluitingen automa-
tisch uitgeschakeld:
Bij een te lage accuspanning,
om de startcapaciteit van het
voertuig te garanderen.
Bij overschrijding van de
maximumbelasting zoals
vermeld in de technische
gegevens.
Tijdens de startprocedure.
Aansluiting elektrische
apparaten
Op USBlaadaansluitingen aan-
gesloten apparatuur kan alleen
bij ingeschakeld contact wor-
den gebruikt. Uiterlijk 15mi-
nuten na het afzetten van het
contact worden deze uitge-
schakeld om het boordnet te
ontlasten.
Om de aangesloten apparatuur
te beschermen, moet het appa-
raat wanneer in de regen wordt
gereden worden losgemaakt.
231