162
RIJDEN
INRIJDEN
Motor
Tot de eerste inrijcontrole
veelvuldig met wisselende
belasting en toerentallen rij-
den, langdurig rijden met con-
stante toerentallen vermijden.
Kies indien mogelijk boch-
tige en licht geaccidenteerde
wegen, bij voorkeur geen au-
tosnelwegen.
Inrijtoerentallen in acht ne-
men.
inrijtoerental
<6500 min
-1
0...1200 km)
Geen vollast (Kilometerstand
0...1200 km)
Let op het afgelegde aantal
kilometers waarna de inrijcon-
trole moet plaatsvinden.
Kilometrage tot de eer-
ste inrijcontrole
500...1200 km
Remblokken
Nieuwe remblokken moeten
worden ingereden, voordat
deze hun optimale remvertra-
ging bereiken. De verminderde
remwerking kan door krach-
tiger knijpen in de remhendel
worden gecompenseerd.
(Kilometerstand
WAARSCHUWING
Nieuwe remblokken
Verlenging van de remweg,
gevaar voor ongevallen
Vroeg remmen.
Banden
Nieuwe banden hebben een
glad oppervlak. Zij moeten dan
ook met een beheerste rijstijl
door het inrijden met wisse-
lende overhellingshoeken wor-
den ingereden. Pas na het inrij-
den is de volledige grip van het
loopvlak bereikt.
WAARSCHUWING
Verlies van grip van nieuwe
banden bij een natte rijbaan
en bij extreme schuinligging
Gevaar voor ongevallen
Anticiperend rijden en ex-
treme schuinligging vermij-
den.
SCHAKELEN
met schakelassistent Pro
Schakelassistent Pro
Bij het terugschakelen
met de schakelassistent
Pro wordt om veiligheidsrede-
nen de Cruise Control automa-
tisch gedeactiveerd.
SU