86
GEBRUIK
De toets 1 zo vaak bedienen,
tot de gewenste rijmodus
wordt weergegeven.
Afhankelijk van de rijmo-
dus, resp. diens configu-
ratie, kunnen de ingrepen van
de rijdynamiekregelsystemen
beperkt zijn.
Mogelijke beperkingen worden
aangegeven door een pop-up-
melding, bijv.
instelling.
Het ABS-controlelampje knip-
pert onregelmatig.
Meer informatie over de rijdy-
namiekregelsystemen, zoals het
ABS vindt u in het hoofdstuk
Techniek in detail.
Voor een wijziging tijdens het
rijden moeten de volgende
stappen doorlopen worden:
Gashendel terugdraaien.
Remhendel niet bedienen.
Cruise control deactiveren.
Attentie! ABS
.
RIJMODUS PRO
Instelmogelijkheden
De rijmodus DYNAMIC PRO
kan individueel worden inge-
steld.
Rijmodus PRO instellen
Contact inschakelen (
Menu
Instellingen
Voertuiginstellingen
oproepen.
Rijmodi Pro
activeren.
Dynamic Pro instellen
Rijmodus PRO instellen
(
86).
Rijmodus DYNAMIC PRO
selecteren en bevestigen.
Het systeem
Engine
lecteerd. De actuele instelling
wordt als diagram 1 met uitleg
over het systeem 2 weergege-
ven.
Systeem selecteren en beves-
tigen.
66).
,
selecteren en
is gese-