Handmatige bediening van
het licht bij ingeschakelde
automaat
met dagrijlicht
Als de toets van het dagrijlicht
wordt ingedrukt, wordt de
dagrijlichtautomaat uitgescha-
keld en worden het dimlicht
en het stadslicht voor inge-
schakeld (bv. bij de inrit in
tunnels, als de dagrijlichtau-
tomaat vanwege het omge-
vingslicht vertraagd reageert).
Als het dagrijlicht wordt uit-
geschakeld, wordt de extra
koplamp weer ingeschakeld.
Als de toets voor het dagrij-
licht opnieuw wordt inge-
drukt, wordt de dagrijlicht-
automaat weer geactiveerd,
d.w.z. het dagrijlicht wordt
weer ingeschakeld als er vol-
doende omgevingslicht aan-
wezig is.
Alarmlichtinstallatie
Contact inschakelen (
De alarmknipperlichten
belasten de accu. De
waarschuwingsknipperlichten
slechts voor een beperkte
tijdsduur inschakelen.
SU
66).
De toets 1 bedienen om de
alarmlichtinstallatie in te scha-
kelen.
Het contact kan worden uit-
geschakeld.
Contact inschakelen en
toets 1 opnieuw indrukken
om de alarmknipperlichten uit
te schakelen.
Richtingaanwijzers
Contact inschakelen (
Menu
Instellingen
Voertuiginstellingen
oproepen en vervolgens
menupunt
Verlichting
selecteren.
Comfortknipperen
uitschakelen.
79
66).
,
in- of