genereert een indicatie als er een te hoge temperatuur wordt gedetecteerd. Laat het
sensoreinde van de kabelafscherming niet aangesloten.
1
T
1
1...3 PTC sensors
2
Analoge ingang. Stel het type analoge ingang in op V (volt) in parametergroep 12 Standaard AI. Definieer
het type temperatuursensor, de signaalbron, enz. met de parameters 35.11. tot 35.24. Selecteer voor
het type sensor: PTC analoog I/O.
3
Analoge uitgang. Selecteer de Excitatiemodus voor de analoge uitgang in parametergroep 13 Stan-
daard AO.
PTC-aansluiting 2
Als er geen analoge uitgang beschikbaar is voor de PTC-aansluiting, is het mogelijk om
een spanningsdeleraansluiting te gebruiken. 1...3 PTC-sensors zijn in serie geschakeld met
10V-referentie- en digitale en analoge ingangen. De spanning over de digitale ingang interne
weerstand varieert afhankelijk van de PTC-weerstand. De temperatuurmeetfunctie leest de
digitale ingangsspanning via de analoge ingang af en berekent de PTC-weerstand.
1
T
1
1...3 PTC sensors
2
Digitale ingang en analoge ingang. Stel het type analoge ingang in op V (volt) in parametergroep
12 Standaard AI. Definieer het type temperatuursensor, de signaalbron, enz. met de parameters 35.11.
tot 35.24. Selecteer voor het type sensor: PTC AI/DI Voltage Divider tree. Zorg ervoor dat de digitale ingang
niet wordt geconfigureerd voor een ander gebruik door parameters.
3
10 V Referentiespanning
T
T
T
T
Elektrische installatie – IEC 67
AIn
2
AGND
3
AOn
AGND
DIn
2
AIn
3
+10 V
DGND
DCOM
11