•
Gebruik afzonderlijke installatiebuizen voor de voedingskabel, motorkabel, remweerstand
(optioneel) en besturingskabels.
•
Gebruik een afzonderlijke installatiebuis voor elke motorkabel.
1
3
2
3
1
Netvoedingskabels
2
Motorbekabeling
3
Kabelgoot
■
Continue motorkabelafscherming/installatiebuis of behuizing voor
apparatuur aan de motorkabel
Wanneer er veiligheidsschakelaars, magneetschakelaars, aansluitkasten of vergelijkbare
apparatuur in de motorkabel zijn aangesloten tussen de omvormer en de motor, kan de
emissie als volgt tot een minimum worden beperkt:
•
Installeer de apparatuur in een metalen behuizing.
•
Gebruik ofwel een symmetrisch afgeschermde kabel, ofwel installeer de bekabeling in
een metalen installatiebuis.
•
Zorg voor een goede en continue galvanische verbinding in de afscherming/leiding
tussen de omvormer en de motor.
•
Sluit de afscherming/installatiebuis aan op de beschermende aardklem van de omvormer
en de motor.
Richtlijnen voor de planning van de elektrische installatie 47
1
1
3
3
2
3
1
2
2
3