50 Richtlijnen voor de planning van de elektrische installatie
1. Indien er dubbele of versterkte isolatie is tussen de sensor en de onder spanning staande
delen van de motor: U kunt u de sensor rechtstreeks aansluiten op de analoge/digitale
ingangen van de omvormer. Zie de instructies voor de besturingskabels.
2. Als er een basisisolatie is tussen de sensor en de onder spanning staande delen van
de motor: U kunt de sensor aansluiten op de analoge/digitale ingang(en) van de
omvormer. Alle andere circuits die op de digitale en analoge ingangen zijn aangesloten
(meestal extra-laagspanningscircuits) moeten worden aangesloten:
•
beschermd tegen contact, en
•
geïsoleerd met basisisolatie van andere laagspanningscircuits. De isolatie moet
worden gewaardeerd voor hetzelfde spanningsniveau als het hoofdstroomcircuit
van de omvormer.
Opmerking: Extra-lage spanningscircuits (Bijvoorbeeld: 24 V DC) voldoen doorgaans
niet aan deze eisen.
Als alternatief kunt u de sensor met basisisolatie op de analoge/digitale ingang(en) van
de omvormer aansluiten, als u geen andere externe besturingscircuits op de digitale
en analoge ingangen van de omvormer aansluit.
3. U kunt de sensor op de omvormer aansluiten via een extern relais. De sensor en het
relais moeten een dubbele of versterkte isolatie vormen tussen de onder spanning
staande motoronderdelen en de digitale ingang van de omvormer.
Beveiligen van de omvormer tegen aardfouten
De omvormer is voorzien van een interne aardfoutbeveiligingsfunctie om de eenheid te
beschermen tegen aardfouten in de motor en de motorkabel. Dit is niet een voorziening
voor persoonlijke veiligheid of brandveiligheid. zie de firmwarehandleiding voor meer
informatie.
■
Compatibiliteit met reststroomverbrekers (RCD)
De omvormer is geschikt voor het gebruik van reststroomverbrekers van type B.
Opmerking: Als standaard bevat de omvormer condensatoren die tussen het hoofdcircuit
en het frame zijn verbonden. Deze condensatoren en lange motorkabels verhogen de
lekstromen naar de aarde en kunnen storingen ontstaan in overige apparaten.
Implementeren van de Noodstopfunctie
Om veiligheidsredenen moet u bij elk besturingspaneel en andere besturingsstations waar
een noodstop nodig kan zijn, een noodstopvoorziening installeren. Installeer de noodstop
volgens de geldende normen.
U kunt de Safe torque off functie van de omvormer gebruiken om de Noodstopfunctie te
implementeren.
Opmerking: Door op de stoptoets (uit) op het bedieningspaneel van de omvormer te drukken
wordt er geen noodstop van de motor gegenereerd en wordt de omvormer ook niet
gescheiden van gevaarlijke spanningen.
Implementeren van de Safe torque off functie
Zie het hoofdstuk
De Safe torque off functie (pagina
151).