Inbedrijfstelling
I
6
Oliepeil controleren
0 0
6
Inbedrijfstelling
6.1
Oliepeil controleren
6.2
Oppervlaktetemperatuur en olietemperatuur meten
6.2.1
Oppervlaktetemperatuur meten
70
AANWIJZING VOOR DE EXPLOSIEBEVEILIGING
Vóór de inbedrijfstelling moet het opgegeven bouwvormafhankelijke oliepeil gecontro-
leerd worden. Oliepeil- en olieaftapschroeven, evenals ontluchtingsschroeven en-
ventielen moeten vrij toegankelijk zijn.
Controleer vóór de inbedrijfstelling of het juiste oliepeil voor deze bouwvorm aanwezig
is. Let hiervoor op het hoofdstuk "Oliepeilcontrole en olieverversing".
AANWIJZING
De gegevens van de maximale oppervlaktetemperatuur op het typeplaatje zijn geba-
seerd op metingen onder normale omgevings- en installatiecondities. Geringe veran-
deringen van deze omstandigheden (bijv. krappe inbouwmaten) kunnen de tempera-
tuurontwikkeling al wezenlijk beïnvloeden.
Tijdens de inbedrijfstelling van de reductor is het altijd noodzakelijk een meting van de
oppervlaktetemperatuur in de maximale belastingtoestand te verrichten. De meting kan
met in de handel verkrijgbare temperatuurmeters worden uitgevoerd. De oppervlakte-
temperatuur moet bij de overgang reductor-motor daar gemeten worden, waar de klem-
menkastpositie de koeling door de motorventilator verhindert. De maximale oppervlak-
tetemperatuur is na ca. 3 uur bereikt en het verschil ten opzichte van de
omgevingstemperatuur mag niet groter zijn dan 70 K.
AANWIJZING VOOR DE EXPLOSIEBEVEILIGING
Bij een hoger temperatuurverschil moet de aandrijving direct gestopt worden. Overleg
in dit geval altijd met Vector Aandrijftechniek
Bij reductoren met adapters AM, AQ, AR of aandrijfzijdig deksel AD wordt de oppervlak-
tetemperatuur gemeten bij de naad tussen aandrijfzijdige reductorflens en motorflens
van de klant (zie volgende afbeelding).
Technische handleiding – Explosiebeveiligde typeseries R..7, F..7, K..7, S..7, SPIROPLAN
®
W