82 Richtlijnen voor de planning van de elektrische installatie
Continue motorkabelafscherming/installatiebuis of behuizing voor
■
apparatuur aan de motorkabel
Wanneer er veiligheidsschakelaars, magneetschakelaars, aansluitkasten of vergelijkbare
apparatuur in de motorkabel zijn aangesloten tussen de omvormer en de motor, kan
de emissie als volgt tot een minimum worden beperkt:
•
Installeer de apparatuur in een metalen behuizing.
•
Gebruik ofwel een symmetrisch afgeschermde kabel, ofwel installeer de bekabeling
in een metalen installatiebuis.
•
Zorg voor een goede en continue galvanische verbinding in de afscherming/leiding
tussen de omvormer en de motor.
•
Sluit de afscherming/installatiebuis aan op de beschermende aardklem van de
omvormer en de motor.
Aparte kabelgoten voor besturingskabels
■
Laat besturingskabels van 24 V DC en 230 V AC (120 V AC) in afzonderlijke goten lopen,
tenzij de 24 V DC-kabel geïsoleerd is voor 230 V AC (120 V AC) of voorzien is van een
isolatie voor 230 V AC (120 V AC).
Implementeren van motor- en motorkabel kortsluit- en
thermische overbelastingsbeveiliging
Beveiligen van de motor en motorkabel bij kortsluiting
■
De omvormer beschermt de motorkabel en de motor in een kortsluitingssituatie
wanneer:
•
de motorkabel de juiste afmetingen heeft
•
het type motorkabel voldoet aan de richtlijnen voor motorkabelselectie van ABB
•
de kabellengte niet groter is dan de toegestane maximumlengte die voor de
omvormer is opgegeven
•
de instelling van parameter 99.10 Nominaal motorvermogen in de omvormer is
gelijk aan de waarde op het motortypeplaatje.
De elektronische kortsluitingsbeveiliging van de vermogensuitgang voldoet aan de
eisen van IEC 60364-4-41 2005/AMD1.
230 V AC
(120 V AC)
230 V AC
24 V DC
(120 V AC)
24 V DC