Elektrische veiligheid bij installatie, opstarten en
onderhoud
Elektrische veiligheids-voorzorgsmaatregelen
■
Deze elektrische veiligheids-voorzorgsmaatregelen gelden voor iedereen die werkt
aan de omvormer, de motorkabel of de motor.
WAARSCHUWING!
Volg deze instructies. Als u ze negeert, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk
letsel of schade aan de apparatuur.
Als u geen gekwalificeerd elektrotechnicus bent, mag u geen installatie- of
onderhoudswerk verrichten.
Volg deze stappen voordat u aan enig installatie- of onderhoudswerk begint.
1.
Identificeer duidelijk de werklocatie en apparatuur.
2.
Ontkoppel alle mogelijke spanningsbronnen. Zorg ervoor dat heraansluiting niet
mogelijk is. Vergrendelen en uitschakelen (lockout, tagout).
•
Open de hoofdschakelaar van de omvormer.
•
Open de laadschakelaar, indien aanwezig.
•
Open de scheidingsschakelaar van de voedingstransformator. De
hoofdscheidingsschakelaar van de omvormerkast scheidt de spanning niet
van de vermogensbusbars van de omvormerkast.
•
Open de hulpspannings-scheidingsschakelaar (indien aanwezig), en alle andere
mogelijke lastscheiders die de omvormer scheiden van gevaarlijke
spanningsbronnen.
•
Indien u een permanentmagneet-motor op de omvormer aangesloten heeft,
koppel dan de motor van de omvormer los via een veiligheidsschakelaar of
andere middelen.
•
Koppel alle gevaarlijke externe vermogensbronnen los van de
besturingscircuits.
•
Na het ontkoppelen van de stroom van de omvormer moet u altijd 5 minuten
wachten om de condensatoren van de tussenkring te laten ontladen voordat
u verder gaat.
3.
Beveilig alle andere onder spanning staande delen op de plek waar u werkt tegen
aanraking.
4.
Neem speciale voorzorgsmaatregelen wanneer u dicht bij blote geleiders werkt.
5.
Controleer en meet of de installatie spanningsloos is. Gebruik een goede voltmeter.
Als de meting vereist dat u afschermingen of andere kast-delen moet verwijderen
of uit elkaar halen, volg dan de plaatselijke wet- en regelgeving over werken aan
onder spanning staande apparatuur (inclusief, maar niet beperkt tot, elektrische
schok en vlamboog-beveiliging).
•
Controleer voor en na het meten van de installatie de werking van de
spanningstester op een bekende spanningsbron.
•
Controleer dat de spanning tussen de voedingsklemmen van de omvormer
(L1, L2, L3) en de aarde (PE) rail nul. is.
•
Controleer dat de spanning tussen de uitgangsklemmen van de omvormer
(T1/U, T2/V, T3/W) en de aarderail (PE) nul. is.
Belangrijk! Herhaal de meting ook met de gelijkspanningsinstelling van de
tester. Meet tussen elke fase en aarde. Er bestaat een risico van gevaarlijke
Veiligheidsvoorschriften 19