Inbedrijfname
62
Uitgangen
Analoge uitgangen (Navigator É Setup É Uitgangen)
Fig. 34:
Parametrering van de analoge uitgang
• Klem, waarop het analoge signaal moet worden uitgestuurd (keuzemogelijkheid afhankelijk van
de instrumentconfiguratie)
• Signaalbron: de ingang/rekenkundig kanaal, dat moet worden uitgestuurd.
• Stroombereik: 0..20mA of 4..20mA
• Start-/eindwaarde: schaalindeling van de stroomwaarde, die moet worden uitgestuurd
• Tijdconstante: dient voor het filteren van hoogfrequentie stoorsignalen
• Simulatie: uit = uitgang wordt niet in de simulatiemodus gebruikt, anders bestaat de mogelijk-
heid, zolang het instrument in de simulatiemodus is, dat een constante stroomwaarde wordt uit-
gestuurd, bijv. voor het testen van een aangesloten instrument (recorder o.i.d.).
• Alarmgedrag: hoe moet het instrument zich in geval van een fout gedragen (bereikoverschrijding
enz).
Impulsuitgangen (Navigator É Setup É Uitgangen)
Fig. 35:
Parametrering van de impulsuitgang
• Signaaltype: hoe met het signaal worden uitgestuurd? Relais: max. 5 schakelingen per seconde,
digitale uitgang actief of passief
• Klem, waarop het digitale signaal moet worden uitgestuurd (keuzemogelijkheid afhankelijk van
de instrumentconfiguratie)
• Signaalbron: welk signaal moet als impuls worden uitgestuurd - relatie met een geïntegreerde
ingang (bijv. flow) of een teller
• Impulstype: positief/negatief
• Impulswaarde: wordt bijv. per 10 liter een impuls uitgestuurd, dan moet op deze bedieningspo-
sitie "10" worden ingesteld
G09-RMM621ZZ-19-10-00-nl-016
G09-RMM621ZZ-19-10-00-nl-017