Montage
"
!
10
3.2.1
Inbouw van uitbreidingskaarten
Opgelet!
Bij gebruik van uitbreidingskaarten is ventilatie met een luchtstroom van minimaal 0,5 m/s nood-
zakelijk.
U kunt het instrument met verschillende uitbreidingskaarten uitrusten. Hiervoor staan maximaal
drie steekplaatsen in het instrument ter beschikking. De steekplaatsen voor de uitbreidingskaarten
zijn op het instrument met B, C en D (→ Fig. 3) gemarkeerd.
1.
Waarborg dat bij de montage en demontage van een uitbreidingskaart het instrument is losge-
koppeld van de voedingsspanning.
2.
Verwijder de blindplaat uit de betreffende steekplaats (B, C of D) van het basisinstrument, door
de borglippen aan de onderzijde van het instrument samen te drukken (z. Fig. 3, pos. 2), en
tegelijkertijd de borglip op de achterzijde van de behuizing (bijv. met een schroevendraaier)
naar binnen te drukken (z. Fig. 3, pos. 1) en de blindafdekking naar boven toe uit het basisin-
strument te trekken.
3.
Plaats de uitbreidingskaart van boven af in het basisinstrument. Pas wanneer de borglippen aan
de onder- en de achterzijde van het instrument borgen (z. Fig. 3, pos. 1 en 2), is de uitbrei-
dingskaart correct ingebouwd. Let erop, dat de ingangsklemmen van de uitbreidingskaart
boven liggen en dat de aansluitklemmen net zoals bij het basisapparaat naar voren wijzen.
4.
De nieuwe uitbreidingskaart wordt door het instrument automatisch herkend, nadat het
instrument correct is bedraad en weer in bedrijf is genomen (zie hoofdstuk "inbedrijfname").
Opmerking!
Wanneer u een uitbreidingskaart demonteert en niet door een andere vervangt, dan moet u de lege
steekplaats afsluiten met een blindplaat.
Fig. 3:
Inbouw van een uitbreidingskaart (voorbeeld)
Pos. 1: borglip aan achterzijde van de behuizing
Pos. 2: borglippen op onderzijde behuizing
Pos. A - E: benaming slot-bezetting
3.3
Controle inbouw
Controleer bij het gebruik van uitbreidingskaarten het correct plaatsen van de kaarten in de steek-
plaatsen van het instrument.