Inbedrijfname
!
Functie (menupositie)
AnalogIn 1...10
Benaming
Signaaltype
Klem
Aansluittype
Karakteristiek
38
Setup É Ingangen
Opmerking!
Afhankelijk van de uitvoering staan in de Application-Manager 4 (basisapparaat, altijd beschikbaar)
maximaal 10 (instrument met 3 analoge resp. U-I-TC-kaarten uitgebreid) stroom-, PFM- en impul-
singangen voor de verwerking van sensorsignalen ter beschikking.
Het aantal mogelijke digitale ingangen is afhankelijk van het aantal gebruikte uitbreidingskaarten:
per gebruikte uitbreidingskaart staan 6 extra digitale ingangen ter beschikking.
Wanneer spanningssignalen (ook thermokoppels) moeten worden verwerkt, dan moet het instru-
ment met een U-I-TC-kaart worden uitgebreid, voor RTD-signalen is een RTD-kaart ("Tempera-
tuur"-kaart) nodig.
Analoge ingangen
Parameterinstelling
AnalogIn x
Kiezen
4-20 mA
0-20 mA
0-100 mV
0-1 V
0-5 V
0-10 V
+/- 1 V
+/-10 V
Type B
Type J
Type K
Type L (IEC)
Type L (G)
Type N
Type R
Type S
Type T
Type U
Type D
Type C
PT 100
PT 100 (J)
Pt 100 (G)
PT 500
PT 500 (J)
Pt 500 (G)
PT 1000
PT 1000 (J)
Pt 1000 (G)
Geen
A-10; A-110; B/C/D-112;
B/C/D-113; E-10; E-110
2-draads
3-draads
4-draads
Lineair
Kwadratisch
Beschrijving
Configuratie afzonderlijke analoge ingangen
Benaming van de analoge ingang (max. 12 tekens).
Keuze signaaltype van de analoge ingang.
Bepaalt de klem, waarop het betreffende analoge signaal is aangesloten. De mogelijk-
heid bestaat om een sensor voor meerdere toepassingen te gebruiken.
Kies hiervoor in de betreffende toepassing de klem waarop de sensor zich bevindt
(meervoudig toekennen mogelijk).
!
Opmerking!
Alleen zichtbaar, wanneer het signaaltype "PTxxxx" is gekozen.
Keuze van de karakteristiek van de gebruikte flowsensor.
!
Opmerking!
Niet zichtbaar bij temperatuuringang.