Bediening
26
Fig. 18:
Instelling gebruikerscode
5.2.3
Bedieningsvoorbeeld
Een uitvoerige beschrijving van de locale bediening aan de hand van een toepassing vindt u in par.
6.4 "Gebruikersspecifieke toepassingen".
5.3
Weergave van foutmeldingen
Overzicht foutconcept
Fig. 19:
Procedure bij het optreden van een systeem- of procesfout
Het instrument maakt in principe onderscheid tussen twee fouttypen:
• Systeemfout: Deze groep omvat alle instrumentfouten, bijv. communicatiefouten, hardwarefou-
ten, enz. Systeemfouten worden altijd via storingsmeldingen gesignaleerd.
• Procesfout: deze groep omvat alle applicatiefouten, bijv. "bereikoverschrijding", inclusief grens-
waarde-alarmen enz.
Voor procesfouten kan worden ingesteld, hoe het instrument in geval van fouten reageert, d.w.z.
of een storingsmelding of een waarschuwingsmelding wordt getoond. Alle procesfouten zijn af
fabriek als waarschuwingsmelding met kleuromslag in het display vooringesteld.
G09-RMM621ZZ-19-10-00-nl-001