4.2.1
Aansluiting voeding
"
Opgelet!
• Vergelijk voor het aansluiten van het instrument of de voedingsspanning overeenkomt met die
welke op de typeplaat staat vermeld.
• Bij uitvoering 90 t/m 250 V AC (netaansluiting) moet in de voedende kabel in de nabijheid van
het instrument (goed bereikbaar) een als scheider gemarkeerde schakelaar worden opgenomen
plus een overstroombeveiligingsorgaan (nom. stroom = 10 A).
Fig. 5:
Aansluiting voeding
4.2.2
Aansluiting externe sensoren
!
Opmerking!
Op het instrument kunnen actieve en passieve sensoren met analoge, PFM- of impulssignaal wor-
den aangesloten.
Actieve sensoren
Aansluiting voor een actieve sensor (d.w.z. externe voeding).
Fig. 6:
Aansluiting van een actieve sensor, bijv. op ingang 1 (slot A I).
Pos. 1: impulssignaal
Pos. 2: PFM-signaal
Pos. 3: 2-draads-transmitter (4 ... 20 mA)
Pos. 4: aansluiting van een actieve sensor, bijv. optionele uitbreidingskaart Universal in slot B (slot B I, → Fig. 12)
Bedrading
13