WAARSCHUWINGSINDICATOR
Beschrijving
De waarschuwingsindicatoren omvatten
zowel informatie als waarschuwingssigna-
len.
Na inschakelen van de hoofdschakelaar
en het contact lichten alle waarschuwings-
indicatoren even op voor een functiecon-
trole.
De volgende indicatoren zijn aanwezig:
1. Controle ABS (EBS)
2. Controle grootlicht
3. Controle richtingaanwijzer
4. Centrale rode, algemene waar-
schuwingslamp
5. Centrale gele, algemene waar-
schuwingslamp
6. Reserve
7. Reseve
8. Parkeerrem
1. Controle ABS (EBS)
Deze lamp brand bij een storing
in het EBS systeem. Knipperen
duidt op een defecte verbinding
die hersteld moet worden.
Stop op een veilige plaats!
Controleer in dit geval de EBS
zekeringen.
Indien de fout niet gecorri-
geerd wordt door een nieuwe
zekering, mag het voertuig
enkel gebruikt worden om naar
de dichtstbijzijnde VDL Bus &
Coach werkplaats te rijden.
23
Vanwege het mogelijk blokke-
23
ren van de remmen, laat de
23
fout zo spoedig mogelijk her-
23
stellen!
24
Het EBS systeem zal niet lan-
ger werken, hoewel de bedrijfs-
24
rem nog steeds correct zal
24
werken.
24
2. Controle grootlicht
De indicatorlamp gaat branden
als men het groot licht aanzet en
als men grootlicht seint
Waarschuwingsindicatoren
3. Controle richtingaanwijzer
Dit licht knippert samen met de
knipperlichten en de alarmlich-
ten van het voertuig. Tevens
gaat er een akoetiscgh signaal-
Indien dit licht sneller knippert, is de LED-
lamp defect.
Met de richtingaanwijzers zul-
len ook de zijmarkeringslichten
mee knipperen.
4. Centrale rode, algemene waarschu-
wingslamp
De centrale rode algemene-
waarschuwingslamp licht op
als er een ernstige storing
optreedt in een systeem van het voertuig.
Het hoofddisplay toont welk systeem de
storing veroorzaakt heeft.
Tevens zal zoemer klinken in geval van:
•
Te hoge temperatuur in motorcomparti-
ment
2
23