BANDEN EN VELGEN
Veiligheid van de banden en wielen
De banden vormen de einige verbinding
tussen het voertuig en het wegdek, het is
daarom van het grootste belang dat zij in
goede staat verkeren.
De banden van uw voertuig moeten altijd
aan de wettelijke voorschriften voldoen.
Bovendien moeten de banden, in het
belang van een goede wegligging, van het
zelfde merk zijn en hetzelfde profiel heb-
ben. De banden moeten in goede staat
verkeren en voldoende profiel hebben.
Houd u strikt aan de wettelijke voorschrif-
ten op dit gebied.
Nooit met een lege band verder
rijden. Een lege band beïn-
vloed de rij- en remeigen-
schappen
waardoor u de controle over
het voertuig kunt verliezen.
Overbelasting van het voertuig dient ver-
meden te worden, zodat het toegestane
draagvermogen van de band niet wordt
overschreden. Overbelasting van de band
kan oververhitting veroorzaken en vroeg of
laat inwendige beschadigingen van de
band tot gevolg hebben. Onder bepaalde
omstandigheden kan dit leiden tot plotse-
ling spanningsverlies.
Ongewone trillingen tijdens het rijden kun-
nen op een bandenbeschadiging of een
ander defect aan het voertuig duiden. Dit
geldt ook voor andere afwijkingen t.a.v. de
vertrouwde rij-eigenschappen, bijv. sterk
naar links of naar rechts trekken. In dat
geval moet onmiddelijk snelheid worden
verminderd.
Vervolgens moet voorzichtig naar de
dichtsbijzijnde VDL Bus & Coach dealer
worden gereden of moet het voertuig ter
controle van de banden daarheen worden
gesleept.
Bandbeschadigingen (incl. plotseling volle-
dig spanningsverlies) kunnen voor de inzit-
tende
en
verkeersdeelnemers levensgevaarlijk zijn.
Bandenspanning
aanzienlijk,
Bij het meten van de bandenspanning
moet u met de volgende punten rekening
houden:
•
De band moet koud zijn wanneer u de
bandenspanning opmeet.
•
Een verhoogde bandenspanning tij-
dens het rijden is volkomen normaal en
mag niet gecorrigeerd worden.
•
De bandenspanning van banden op
dezelfde as moet altijd identiek zijn.
•
•
•
Bandenprofiel/bandbeschadigingen
•
•
ook
de
overige
•
•
Onderhoud
De spanning kan wel verschilen tussen
voor- en achteras.
De ventieldopjes moeten stevig vastge-
schroefd
zijn
zodat
het
beschermd is tegen stof en vuil. Zo
kunnen lekken voorkomen worden.
Defecte ventieldopjes moeten onmid-
dellijk vervangen worden.
Controleer de banden op beschadigin-
gen, ingereden voorwerpen, slijtage,
veroudering en profieldiepte.
Banden mogen geen uitstulpingen ver-
tonen.
Banden mogen geen beschadigingen
vertonen waarbij het karkas van de
band zichtbaar is.
Verwijder vastzittende voorwerpen uit
het bandenprofiel en tussen de banden
(bij dubbele montage).
De profieldiepte mag niet minder zijn
dan 3 mm. Slijtage-indicatoren in de
groeven geven bij een profieldiepte van
1,6 mm aan, dat de in heel europa gel-
dende wettelijk toegestane slijtage-
grens is bereikt. Bij een profieldiepte
van minder dan 3 mm bestaat echter
reeds op een wegdek met ondiepe
plassen het gevaar van aquaplaning.
1
ventiel
4
105