Hoofdstuk Gebruik
Instrumentenpaneel
8
9
10
1. Indicatielampje boven
2. Indicatielampje dynamo
3. Indicatielampje voorverwarming dieselmotor
4. Waarschuwingslampje water in brandstof
5. Schijnwerper voor
6. Indicatielampje parkeerrem
(1) Indicatielampje boven
Geeft aan dat het lampje boven brandt.
(2) Indicatielampje dynamo
Geeft aan of het opladen van de batterij
systeem operationeel is. Het lampje gaat
branden als het contact wordt ingeschakeld
in de stand ON.
Het lampje moet uitgaan nadat de motor is
gestart, hiermee wordt aangegeven dat de
dynamo voldoende spanning produceert om
de batterij op te laden. Als het lampje bij
draaiende motor aan gaat, moet u de
dynamo en het laadsysteem op defecten
controleren.
6
7
11
5
7. Indicatielampje transmissie neutraal
8. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
9. Waarschuwingslampje stoel verlaten
10. Waarschuwingslampje motor
11. Indicatielampjes richtingaanwijzers
Als het lampje voor de dynamo (2) knippert, is
er mogelijk een probleem met de laadfunctie
van de gelijkrichter. Neem contact op met een
onderhoudscentrum in de buurt om te zorgen
dat de accu's niet beschadigd raken.
(3) Indicatielampje dieselmotorstartverwarming
Het lampje gaat branden als de sleutel naar
de stand ON wordt gedraaid van de stand
OFF. Dit geeft aan dat de gloeibougies de
voorverbrandingskamers opwarmen om de
motor gemakkelijker te kunnen starten.
De tijd die nodig is om de voorverbrandingskamers
voor te verwarmen bedraagt ongeveer zeven
seconden,
omgevingstemperatuur. Als het lampje UIT gaat,
hebben de voorverwarmingskamers de maximale
temperatuur bereikt en kan het contact naar de
stand START worden gedraaid om de motor te
starten.
-52-
4
2
WAARSCHUWING
afhankelijk
van
1
de