Hoofdstuk Gebruik
Geavanceerde diagnoses
Het brandstofsysteem beschikt over een ingebouwde diagnostiek om problemen in het systeem op te lossen.
Het systeem heeft een op het dashboard gemonteerd defectlampje (MIL), dat indicaties aangeeft van
gerelateerde problemen van de motor of van het brandstofsysteem.
Met de meeste aan het
motorbeheersysteem gerelateerde problemen die emissies of de rijvaardigheid van het voertuig beïnvloeden,
wordt een (DTC) diagnostische foutcode ingesteld en wordt de MIL verlicht.
De MIL dient als kennisgeving van een probleem aan de bestuurder in verband met het
emissiecontrolesysteem, zodat de bestuurder de service zo spoedig mogelijk kan regelen. Het zal ook de
DTC's weergeven die als gevolg van een systeemstoring zijn opgeslagen.
De MIL moet branden als de sleutel in de ON positie is en de motor niet draait. Deze functie controleert of
de lamp in goede staat verkeert. Als de MIL niet gaat branden bij de voertuigsleutel ON/motor OFF, dient
het zo spoedig mogelijk te worden gerepareerd. Zodra de motor in de modus starten of rijden staat, moet de
MIL worden uitgeschakeld. Als de lamp blijft branden terwijl de motor in de modus starten of rijden staat, kan
een diagnostische foutcode worden ingesteld.
De MIL wordt uitgeschakeld na drie (3) opeenvolgende rijcycli of door de actieve code met de Diagnostic
Scan Tool (DST) te verwijderen.
Er worden diagnostische foutcodes ingesteld wanneer de GCP (Electronic Control Module) een diagnostische
zelftest uitvoert en de test mistlukt.
Wanneer een DTC is ingesteld, zal de ECM de MIL op het
instrumentenpaneel verlichten en ook de DTC in het geheugen opslaan. De ECM blijft de zelftest uitvoeren.
Als de test van het systeem blijft mislukken, zal de lamp blijven branden en de DTC worden opgeslagen als
een actieve DTC. Als de zelftest wordt uitgevoerd en slaagt, zal de DTC worden opgeslagen als historische
DTC. Alle DTC's worden opgeslagen als historische fouten totdat ze worden verwijderd. De meeste DTC's
worden automatisch uit het geheugen verwijderd als de DTC niet wordt gereset binnen 50 tot 100
opeenvolgende motor cycli.
Terwijl er een diagnostische probleemoplossing (DTC) voor een sensor wordt uitgevoerd, kan de ECM een
standaard "limp home"- waarde toekennen (opdat de motor onder moeilijke omstandigheden altijd blijft
draaien) en die waarde in de controle-algoritmen ervan gebruiken. Alle diagnostische zelftests van het
systeem worden continu tijdens de normale werking van het voertuig uitgevoerd.
De diagnostische foutcodes kunnen worden gelezen met behulp van de MIL-lamp of met een laptop.
Foutcodes kunnen uit het geheugen worden gewist met een laptop, of door de contactsleutel naar de stand
OFF te draaien en de ECM-zekering of accukabel ten minste 15 seconden lang te verwijderen.
Als er meer dan een DTC wordt gedetecteerd, wordt de diagnostische reparatie gestart met het laagste DTC-
nummer ingesteld.
Diagnosticeer elk probleem om te corrigeren, tenzij wordt aanbevolen dit door de
diagnostische grafiek te laten doen. De DTC's zijn genummerd in volgorde van belangrijkheid. Zowel de
DTC 112 als de DTC122 hebben betrekking op de zuurstofsensor, dus het is mogelijk dat een reparatie
waarmee de DTC 112 wordt corrigeerd, ook het probleem kan verhelpen waardoor de DTC 122 wordt
veroorzaakt.
Diagnostische testgrafieken in deze handleiding verwijzen naar de DST die moet worden aangesloten en wel
in de "System Data Mode."
Dit betekent eenvoudigweg dat de DST is aangesloten en met de PC
communiceert. In sommige gevallen zal de grafiek een speciale testmodus aanwijzen. Een voorbeeld
hiervan zouden instructies kunnen zijn zodat de DST wordt aangesloten en wel in de DBW (drive by wire)
modus, d.m.v. gebruik van elektronische signalen. Volg altijd de speciale instructies om een verkeerde
diagnose van onderdelen van het brandstofsysteem te voorkomen.
-144-