Danfoss Vacon 100 Handleiding pagina 316
Applicatie
Verberg thumbnails
Zie ook voor Vacon 100:
- Bedieningshandleiding (152 pagina's) ,
- Installatiehandleiding (162 pagina's) ,
- Gebruikersgids (33 pagina's)
Advertenties
VACON · 316
PARAMETERBESCHRIJVINGEN
P3.13.9.3 BEWAKINGSEENHEID SELECTIE (ID 1687)
Met deze parameter kunt u de eenheid van het ingangsdruksignaal instellen.
U kunt het bewakingssignaal (P3.13.9.2) schalen naar proceseenheden op het paneel.
P3.13.9.4 BEWAKINGSEENHEID DECIMAAL (ID 1688)
Met deze parameter kunt u het aantal decimalen voor de eenheid van het
ingangsdruksignaal instellen.
U kunt het bewakingssignaal (P3.13.9.2) schalen naar proceseenheden op het paneel.
P3.13.9.5 BEWAKINGSEENHEID MINIMUM (ID 1689)
Met deze parameter kunt u de minimumwaarde van het ingangsdruksignaal instellen.
Geef de waarde op in de geselecteerde proceseenheid. Bijvoorbeeld: een analoog signaal van
4...20 mA komt overeen met een druk van 0...10 bar.
P3.13.9.6 BEWAKINGSEENHEID MAXIMUM (ID 1690)
Met deze parameter kunt u de maximumwaarde van het ingangsdruksignaal instellen.
Geef de waarde op in de geselecteerde proceseenheid. Bijvoorbeeld: een analoog signaal van
4...20 mA komt overeen met een druk van 0...10 bar.
P3.13.9.7 BEWAKINGSALARMNIVEAU (ID 1691)
Met deze parameter kunt u de grenswaarde van het ingangsdrukalarm instellen.
Als de gemeten ingangsdruk lager wordt dan deze limiet, treedt er een ingangsdrukalarm
op.
P3.13.9.8 BEWAKINGSFOUTNIVEAU (ID 1692)
Met deze parameter kunt u de grenswaarde van de ingangsdrukfout instellen.
Als de gemeten ingangsdruk langer dan de ingestelde tijd onder dit niveau blijft, treedt er
een ingangsdrukfout op.
P3.13.9.9 BEWAKINGSFOUTVERTRAGING (ID 1693)
Met deze parameter kunt u de maximale tijdsduur instellen die de ingangsdruk onder de
foutlimiet mag blijven voordat er een ingangsdrukfout optreedt.
P3.13.9.10 PID-REFERENTIEREDUCTIE (ID 1694)
Met deze parameter kunt u de snelheid instellen waarmee de PID-referentiewaarde afneemt
wanneer de gemeten ingangsdruk onder de alarmlimiet ligt.
10.14.10 VORSTBESCHERMING
Met de functie Vorstbescherming kunt u de pomp beschermen tegen vorstschade. Als de
pomp zich in de slaapmodus bevindt en de gemeten temperatuur in de pomp lager wordt dan
de ingestelde beschermingstemperatuur, werkt de pomp bij een constante frequentie die is
ingesteld met P3.13.10.6 Vorstbeschermingsfrequentie. Als u deze functie wilt gebruiken,
moet u een temperatuuromvormer of temperatuursensor op het pomphuis of op de leiding
dicht bij de pomp monteren.
10
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
Advertenties
