PARAMETERBESCHRIJVINGEN
P3.3.2.1 KOPPELREFERENTIE SELECTIE (ID 641)
Met deze parameter kunt u de koppelreferentie selecteren.
De koppelreferentie wordt geschaald tussen de waarden van P3.3.2.2 en P3.3.2.3.
Als u een veldbusprotocol gebruikt waarin de koppelreferentie kan worden opgegeven in
[Nm], moet de optie Procesdata in 1 worden geselecteerd voor deze parameter.
P3.3.2.2 KOPPELREFERENTIE MIN (ID 643)
Met deze parameter kunt u de minimale koppelreferentie instellen.
Deze parameter bepaalt de minimale koppelreferentie voor positieve en negatieve waarden.
AANWIJZING!
Deze waarde wordt niet toegepast wanneer de koppelreferentiebron is ingesteld op
Joystick.
P3.3.2.3 KOPPELREFERENTIE MAX (ID 642)
Met deze parameter kunt u de maximale koppelreferentie voor positieve en negatieve
waarden instellen.
Deze parameters definiëren de schaling van het geselecteerde koppelreferentiesignaal. Het
analoge ingangssignaal wordt bijvoorbeeld geschaald tussen de koppelminimumreferentie
en de koppelmaximumreferentie.
A
[%]
B
0%
C
Afb. 34: Schaling van het koppelreferentiesignaal
A. Koppelreferentie
B. Koppelmaximumreferentie
P3.3.2.4 KOPPELREFERENTIE FILTERTIJD (ID 1244)
Met deze parameter kunt u de filtertijd voor de uiteindelijke koppelreferentie instellen.
P3.3.2.5 KOPPELREFERENTIE DODE ZONE (ID 1246)
Met deze parameter kunt u de dode zone voor de koppelreferentie instellen.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
50%
C. Koppelminimumreferentie
D. Analoog ingangssignaal
VACON · 229
100%
D
[%]
10