PARAMETERBESCHRIJVINGEN
AANWIJZING!
U kunt deze fout alleen configureren in framematen MR7, MR8 en MR9.
P3.9.1.13 VASTE ALARMFREQUENTIE (ID 183)
Met deze parameter kunt u instellen op welke frequentie de frequentieregelaar werkt
wanneer er een fout actief is en de respons op de fout is ingesteld op 'Alarm + vaste
frequentie'.
P3.9.1.14 RESPONS BIJ SAFE DISABLE UIT-FOUT (STO) (ID 775)
Met deze parameter kunt u instellen hoe de frequentieregelaar reageert op een 'STO-fout'.
Deze parameter bepaalt de werking van de frequentieregelaar wanneer de functie Safe
Disable uit (STO) wordt geactiveerd (bijvoorbeeld wanneer er op de noodstopknop wordt
gedrukt of als er een andere STO-functie wordt geactiveerd).
Zie P3.9.1.2.
10.10.2
THERMISCHE MOTORBEVEILIGINGEN
De thermische motorbeveiliging voorkomt dat de motor oververhit raakt.
De frequentieregelaar kan een stroom leveren die groter is dan de nominale stroom. Deze
hoge stroom kan nodig zijn voor de belasting en moet gebruikt kunnen worden. Maar onder
deze omstandigheden bestaat er echter een kans op thermische overbelasting. Bij lage
frequenties is het risico groter. Bij lage frequenties nemen het koeleffect en de capaciteit van
de motor af. Als de motor is voorzien van een externe ventilator, is de belastingreductie bij
lage toerentallen klein.
De thermische motorbeveiliging is gebaseerd op berekeningen. De beschermingsfunctie
berekent de belasting van de motor op basis van de uitgangsstroom van de
frequentieregelaar. Als de besturingskaart niet van stroom is voorzien, worden de
berekeningen gereset.
U kunt de thermische motorbeveiliging aanpassen met de parameters P3.9.2.1 tot en met
P3.9.2.5. U kunt de thermische status van de motor bewaken op het display van het
bedieningspaneel. Zie hoofdstuk 3 Gebruikersinterfaces.
AANWIJZING!
Als u lange motorkabels gebruikt (max. 100 m) in combinatie met kleine
frequentieregelaars (≤1,5 kW), kan de motorstroom die wordt gemeten bij de
frequentieregelaar, veel hoger zijn dan de werkelijke motorstroom. Dat is omdat er
capacitieve stromen optreden in de motorkabel.
LET OP!
Zorg dat de luchtstroom langs de motor niet wordt geblokkeerd. Als de
luchtstroom wordt geblokkeerd, kan deze functie de motor niet beschermen en kan
de motor oververhit raken. Hierdoor kan de motor beschadigd raken.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VACON · 281
10