Bedieningsinstructies
Transporteren van de machine
177
De machine is dusdanig geladen en verankerd dat er geen
onderdelen, zoals gelakte oppervlakken of banden,
beschadigd kunnen raken.
De machine wordt vervoerd op voertuigen met een laadvloer
van hout, multiplex, geribbelde aluminium platen, ongelakt
plaatstaal of gelakt plaatstaal.
De zijdelingse afstand tussen de verankeringspunten op een
beladen transportvoertuig is ca. 2500 mm (100 in).
De sjormiddelen hebben tijdens het hele transport een
voorspanning van minimaal 4000 N.
De verankeringspunten op de oplegger hebben minimaal
dezelfde breuksterkte als de verankeringen.
De sjormiddelen worden symmetrisch en in paren bevestigd
aan de beoogde verankeringspunten op de machine. Aan ieder
verankeringspunt dient slechts één sjorband te worden
bevestigd.
De verankeringshaken mogen hun grip niet kunnen verliezen,
als de spanning van de sjorbanden verdwijnt.
Een veilige werklast van de ketting (MSL/LC/SWL) bedraagt
minstens 50% van de breukvastheid (MBL).
Gebruik dempers, wanneer u machines op rubberbanden
verankert met korte, verticale sjorkettingen om de krachten te
beperken waaraan de kettingen blootstaan.
Bij gebruik van blokken moeten deze goed vastgemaakt zijn,
een hellingshoek van ongeveer 37° (3:4:5) en een hoogte van
minimaal 25 cm (10 in) hebben en zijn geplaatst in 1, 2, 3 of 4
paren volgens de bovenstaande tabellen met de positie van de
blokken.
Het plaatsen van rubberbanden/met hout afgedekte velgen in
wieluitsparingen is te vergelijken met het gebruik van keggen.
Blokkering van bak, hefframe, achterkant machine of wielparen
in de richting van minstens de helft van de wielstraal ten
opzichte van het knikpunt, gaat een beweging naar voren
tegen.
Blokkering van afdoende hoogte tegen de binnen- of
buitenkant van alle vier de wielen voorkomt zijwaartse
beweging.