Bedieningstechnieken
212
Signalleringsschema
START
Armen horizontaal met
handpalmen naar voren
OMHOOG
De rechterarm wijst omhoog met
de handpalm naar voren en de
hand maakt langzaam een
cirkelbeweging
NAAR VOREN
Beide armen gebogen met de
handpalmen naar boven waarbij
de onderarmen langzaam en
herhaald naar het lichaam toe
bewogen worden
Signalleringsschema
Gebruik wanneer het zicht van de bestuurder beperkt is, bijv.
vanwege een grote lading, een signaalman.
Hoe sneller het tillen, laten zakken of de benodigde beweging
moet zijn, des te heftiger moeten de bewegingen van de
signaalman zijn. Wanneer twee of meer bestuurders gebruik
maken van dezelfde signaalman, bepaal dan van te voren hoe
het heffen in zijn werk zal gaan en op welke manier signalen naar
de afzonderlijke operators gegeven gaan worden.
STOP
De rechterarm wijst omhoog met
de handpalm naar voren
OMLAAG
De rechterarm wijst omlaag met de
handpalm naar voren en de hand
maakt langzaam een
cirkelbeweging
NAAR ACHTEREN
Beide armen gebogen met de
handpalmen naar beneden waarbij
de onderarmen langzaam en
herhaald van het lichaam af
bewogen worden
EINDE
Handen samen op borsthoogte
VERTICALE AFSTAND
Handen geven relatieve afstand
aan
GEVAAR (NOODSTOP)
Beide armen omhoog met de
handpalmen naar voren