Bedieningsinstructies
140
Starten van de motor
Lucht
Smeerolie
A
B
C
D
Uitlaatgas
Inlaatopening
uitlaatgassen
Afvoer naar
uitlaatsysteem
Inlaatopening inlaatlucht
Gecomprimeerde lucht
Starten van de motor
1 Zet de schakelhendel in de neutrale stand.
2 Draai de sleutel in het contactslot naar de bedrijfsstand (1),
zodat 4–5 seconden lang de systeemtest loopt.
3 Controleer ondertussen of alle lampjes branden en of de
meternaalden uitslaan.
4 Draai de contactsleutel naar de startstand (2). Als de motor
niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien naar stand 0,
voordat u een nieuwe startpoging doet.
5 Controleer of alle controle- en waarschuwingslampjes doven,
nadat de motor is gestart.
6 Laat de motor minstens 30 seconden lang stationair draaien.
7 Controleer of het aanbouwdeel goed in de aansluiting vastzit
door het tegen de grond te duwen.
8 Claxonneer alvorens de parkeerrem te lossen.
9 Los de parkeerrem.
10 Kies een bepaalde versnelling en voer het motortoerental op.
Turbocompressor
De turbocompressor wordt gesmeerd door het
motorsmeersysteem.
Voor een goede werking van de turbocompressor is het van
belang:
zorg voor een goede smering door
- de motor meteen na de start niet te hoge toeren te laten
maken.
- de motor alvorens deze af te zetten op het lage stationaire
toerental te laten draaien, totdat het groene OK-symbool op
het display gaat branden;