Overige bedieningselementen
100
Bedieningselementen
V1102160
1 Joystickbesturing, CDC (extra)
De bedieningsorganen zijn ondergebracht op een
neerklapbare armsteun waarmee u de volgende drie
functiegroepen kunt regelen: besturing, vooruit/achteruit en
kickdown.
U activeert de functies door de armsteun neer te laten en de
activeringsknop in te drukken (schakelhendel moet in
neutraalstand staan).
Een controlelampje op het middelste instrumentenpaneel
brandt, zolang het systeem actief is.
153 voor nadere instructies.
Zie bladzijde
2 Parkeerrem
Wanneer u de parkeerrem hebt aangezet, brandt het
bijbehorende controlelampje. Als de parkeerrem aangezet is
wanneer u van rijrichting verandert, knippert het rode centrale
waarschuwingslampje, klinkt de zoemer en staat er een
alarmmelding op het display.
De blokkering van de schakelaar voorkomt dat u de
parkeerrem per ongeluk kunt lossen.
Aanzetten
- Gebruik de bedrijfsremmen om de machine te remmen en
tot stilstand te brengen.
- Zet de schakelhendel in de neutrale stand.
- Druk de bovenkant van de schakelaar in. De machine moet
volledig tot stilstand zijn gekomen, voordat u de parkeerrem
aanzet.
De parkeerrem wordt automatisch aangezet bij het afzetten
van de motor.
Lossen
OPMERKING!
Als u de schakelhendel in de stand voor voorruit of achteruit zet
voordat de parkeerrem is gelost, blijft de machine in de
neutraalstand staan. U moet de schakelhendel eerst in de
neutraalstand zetten om te kunnen schakelen.
- Zet de schakelhendel in de neutrale stand.
- Druk de rode pal in en druk op de onderkant van de
schakelaar.
Lossen (als de parkeerrem automatisch werd aangezet):
- Zet de schakelhendel in de neutrale stand.
- Druk de bovenkant van de schakelaar in.
- Druk de rode pal in en druk op de onderkant van de
schakelaar.
3 Schakelhendel
Door de handgreep te verdraaien kunt u van versnelling
veranderen.
OPMERKING!
Verlaat de machine nooit, wanneer de schakelhendel in de
vooruit- of achteruitstand staat en de motor loopt.
149 voor meer aanwijzingen voor het schakelen.
Zie bladzijde