12.7
Wielen/banden
12.7.1
Bandenspanning
12.7.2
Banden monteren
UX BAG0054.0 11.07
•
Vereist aanhaalmoment van de wielmoeren/-bouten:
510 Nm
•
Controleer regelmatig de
ο
vastheid van de wielmoeren;
ο
bandenspanning (zie hiervoor hoofdstuk 12.7.1).
•
Gebruik alleen de door ons voorgeschreven banden en velgen,
zie pagina 54.
•
Reparatiewerkzaamheden aan banden mogen alleen door vaklui
met daarvoor geschikt montagegereedschap uitgevoerd worden!
•
Het monteren van banden veronderstelt voldoende kennis en
reglementair montagegereedschap!
•
Bevestig de wagenkrik alleen op de gemarkeerde plaatsen!
•
De vereiste bandenspanning is afhankelijk van
ο
bandenmaat.
ο
draagvermogen van de band.
ο
rijsnelheid.
•
Het loopvermogen van de banden wordt verminderd door
ο
overbelasting.
ο
te lage bandenspanning.
ο
te hoge bandenspanning.
•
Controleer de bandenspanning regelmatig bij koude banden, dus
voor het rijden, zie pagina 54.
•
Het luchtdrukverschil in de banden van een as mag niet groter
zijn dan 0,1 bar.
•
De bandenspanning kan tot 1 bar oplopen na een snelle rit of bij
warm weer. In geen geval de bandenspanning verlagen, omdat
de bandenspanning anders bij het afkoelen te laag is.
•
Voordat u een nieuwe band of een andere band monteert, eerst
de roestplekken op de velgrand verwijderen. Tijdens het rijden
kan corrosie schade aan de velgen veroorzaken.
•
Gebruik bij de montage van nieuwe banden altijd nieuwe
binnenbandloze ventielen of slangen.
•
Schroef altijd ventieldoppen met dichting op de ventielen.
Reiniging, onderhoud en reparatien
189