Werken met de machine
10.6.1
Spuitvloeistof spuiten
160
•
Koppel de veldspuit volgens de voorschriften aan de tractor!
•
Controleer vóór het spuiten de volgende machinegegevens op
de bedieningsterminal:
ο
de waarden voor het toegestane spuitdrukbereik van de in
de spuitbomen ingebouwde spuitdoppen.
ο
de waarde "impulsen per 100 m".
•
Neem passende maatregelen als tijdens het spuiten een
storingsmelding op het display verschijnt. Zie hiervoor hoofdstuk
Storingen, op pagina 167.
•
Controleer de weergegeven spuitdruk tijdens het spuiten.
Zorg ervoor dat de weergegeven spuitdruk in geen geval meer
dan ±25% van de gewenste spuitdruk uit de spuittabel afwijkt,
bv. bij het veranderen van de dosering via de plus-/mintoetsen.
Grotere afwijkingen van de gewenste spuitdruk maken geen
optimaal behandelingsresultaat mogelijk en belasten het milieu.
Verlaag of verhoog de rijsnelheid zolang totdat u weer in het
toegestane spuitdrukbereik van de gewenste spuitdruk
terugkeert.
•
Spuit de spuitvloeistoftank nooit helemaal leeg (geldt niet aan
het einde van het spuiten). Vul de spuitvloeistoftank ten laatste
bij een vulpeil van ca. 50 liter bij.
•
Na het spuiten, vanaf een vulpeil van ca. 50 liter
ο
de omschakelkraan spuiten/spoelen in positie "spoelen".
ο
het roerwerk uitschakelen.
UX BAG0054.0 11.07