Onderhoud
U moet regelmatig de handelingen uitvoeren die hierna beschreven staan.
1. Verwijder stof dat zich op de behuizing van de centrale heeft neergezet met een vochtige doek (geen
oplosmiddelen gebruiken!).
2. Via het paneel op <toets>, Test controlelampjes, Ok drukken om te controleren of de
controlelampjes werken.
3. Controleer of de batterijen efficiënt zijn, indien nodig vervangen.
4. Controleer of de geleiders en de aansluitingen intact zijn.
5. Controleer of er geen vreemde voorwerpen in de centrale zitten.
6. Voer het onderhoud uit van de rooksensoren (camera schoonmaken).
Opmerking:
De punten 1 en 2 kunnen door aangestelde gebruikers worden uitgevoerd, alle andere punten mogen alleen
door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
15.1
Het uur en de datum instellen
Via het paneel met de brug aangebracht: <toets>, Onderhoud, Uur en datum
Ga naar de velden die gewijzigd moeten worden en wijzig de waarden. De dag van de week wordt door het
systeem berekend.
15.2
De gebeurtenissen raadplegen
Op het display verschijnen de gebeurtenissen die op dat ogenblik het meest ernstig zijn, met uitsluiting van
de minder ernstige (vb.: wanneer er drie storingen zijn en er komt een vooralarm bij, verdwijnen de drie
storingen en blijft enkel het vooralarm zichtbaar). Alle gebeurtenissen blijven in het register, waar u ze
kunt raadplegen.
15.2.1 Signaleringen op display
Wanneer meerdere gebeurtenissen van dezelfde categorie aanwezig zijn, blijft altijd de eerste gebeurtenis
op het display zichtbaar. Bij een alarm blijft het eerste alarm zichtbaar, maar het recentere alarm verschijnt
op de lijn eronder.
Druk op de toetsen S of T om de gebeurtenissen op het display weer te geven.
15.2.2 Signaleringen in het register
Via het paneel: <toets>, Register, Ok: alle signaleringen verschijnen in chronologisch aflopende
volgorde (maximum 100 signaleringen).
15.3
Dag-/nachtmodus
15.3.1 Dag
De lokalen worden bezocht, daarom is het raadzaam om de aandacht van het aangestelde personeel te
vragen vooraleer de lokalen te gaan evacueren.
Muting
Vooralarm
64
De muting bedient de buzzer en de uitgangen die geprogrammeerd zijn als uitgangen die
kunnen worden stilgezet. De muting wordt onderbroken door een nieuwe alarmgebeurtenis
(vb.: de waarde van een sensor heeft de alarmlimiet overschreden)
Sommige punten kunnen geprogrammeerd worden om een vooralarm te signaleren. Het
vooralarmsignaal heeft een vooraf ingestelde duur; indien er geen menselijke interventies
plaatsvinden, wordt daarna een alarm gegeven. Zie paragraaf 9.2.2 - Parameters met
betrekking tot de detectielijn om de vooralarmtijd op een punt te activeren/deactiveren.
Conventionele branddetectiecentrale
Hoofdstuk 15
Onderhoud