Handleiding voor installatie en programmering
Beheer van het apparaat
3.1
Transport
Wanneer het apparaat zorgvuldig is ingepakt en in een doos zit, moet u tijdens het transport de typische
voorzorgen nemen: plaats de colli en zet die vast zodat die niet kan omkantelen of met geweld kan vallen,
waardoor het apparaat schade kan oplopen, en respecteer de temperatuurlimieten.
3.2
Omgevingsomstandigheden
Respecteer de temperatuurlimieten:
-10° / +55°C tijdens opslag en transport.
-5° / +40°C tijdens de werking.
3.3
Uitpakken
Bij ontvangst van het apparaat moet u het voorzichtig uitpakken. Zorg ervoor om de verpakking te
verwijderen volgens de geldende normen inzake verwijdering van afvalstoffen.
Het apparaat zit verpakt in een kartonnen doos, waarin u een metalen behuizing aantreft.
Opmerking:
De installatiekit is exclusief twee loodbatterijen. U moet deze batterijen eerst kopen vooraleer met het
installeren verder te gaan.
Wanneer u de vier bevestigingsschroeven van het metalen deksel verwijdert en het deksel wegneemt,
verschijnen:
• De SmartLine-kaart, ondersteund door een plastic bakje dat dient als brug tussen de twee zijden van de
metalen behuizing.
• Voedingsmodule gemonteerd onder het plastic bakje. De voedingsmodule wordt aangesloten op de
SmartLine-kaart geleverd.
• Een plastic zakje, met daarin:
- Kabels voor aansluiting van de batterijen
- Terminal met oog voor aansluiting van de aarding
- Sleutels voor de selectie van het toegangsniveau
- Weerstanden en dioden lijnuiteinde voor de gecontroleerde circuits
- Aansluitkabelvoor de uitbreidingskaart (alleen SmartLine036)
• [A] ProbeTH- thermische sonde om het opladen van de batterijen te optimaliseren
De volgende optionele voorzieningen worden elk in een afzonderlijke behuizing geleverd en moeten
afzonderlijk worden besteld (zie Aanhangsel B - Bestelcodes):
• [B] SmartLetUSee/LCD-Lite - paneel repeater
• [C] SmartLetLoose/ONE - bluskaart
• [D] SmartLevel - voedingsstation
• [E] SmartLine/8Z - uitbreidingskaart 8 zones
• [F] SmartLAN/485 - Ethernet interfacekaart
Beheer van het apparaat
Hoofdstuk 3
13