Handleiding voor installatie en programmering
LED
[L]
NIET MOGELIJK
(geel)
[M]
BRAND
(rood)
[N]
VOOR ALARM
(rood)
Gebruikersinterface
Indien vast aan:
In geval er een vooralarm/
alarm optreedt, geeft deze
LED aan dat er geen reset
kan worden uitgevoerd. Om
deze LED uit te zetten en de
reset aldus te activeren,
moet u de uitgangen
uitzetten.
Geeft een alarmconditie aan,
namelijk dat een zone
(sensor, drukknop, enz.)
geprogrammeerd voor
activering van een alarm
geactiveerd werd.
Geeft een vooralarmconditie
aan, dit betekent dat een
zone (sensor, drukknop,
enz.) waarvoor een
vooralarmtijd is
geprogrammeerd,
geactiveerd werd.
Indien knipperend:
Dit manoeuvre is ingevoerd om ervoor
te zorgen dat het personeel die de
alarmcondities op de centrale gaat
bekijken geen mogelijkheid heeft om
onmiddellijk te resetten, waardoor de
weergave van de gebeurtenis verloren
gaat, maar eerst de uitgangen moet
uitzetten. Hierdoor valt de
geluidssignalering stil, zodat de
bediener opnieuw rust heeft en de tijd
krijgt om de ernst van het voorval te
beoordelen. Pas nadat deze functies
voltooid zijn,n kan de bediener resetten
en de stand-by condities gaan
herstellen.
Voorbeelden: rooksensor die rook
boven de alarmlimiet detecteert,
thermische sensor die een temperatuur
boven de alarmlimiet detecteert,
alarmknop geactiveerd, enz. Deze
conditie (die door condities voor
waarschuwing, vooralarm enz. kan
worden voorafgegaan, zie hierna) is
altijd een conditie die alleen teruggezet
kan worden via toegang van bevoegd
personeel (niveau 2) aan de hand van
een muting/reset-interventie. Wanneer
de oorzaak verdwijnt, stopt de
signalering niet.
Voorbeelden: rooksensor die rook
boven de alarmlimiet detecteert,
thermische sensor die een temperatuur
boven de alarmlimiet detecteert,
alarmknop geactiveerd, enz. Deze
conditie is altijd een conditie die alleen
teruggezet kan worden via toegang van
bevoegd personeel (niveau 2) aan de
hand van een muting/reset-interventie.
Wanneer de oorzaak verdwijnt, stopt
de signalering niet. Wanneer een
bediener geen interventie uitvoert,
gaat het vooralarm over in een alarm
nadat de ingestelde tijd is verstreken.
De vooralarmconditie moet
geïnterpreteerd worden als een
tijdsspanne die aan het alarm
voorafgaat en die wordt gebruikt om
een gevaarlijke situatie enkel aan
bevoegd personeel te melden.
Vervolgens wordt het algemene alarm
gesignaleerd, waarna alle personeel
aanwezig in de zone geëvacueerd
wordt. Wanneer een melding van een
vooralarm optreedt, heeft het
bevoegde personeel op die manier de
tijd om te controleren of er zich
werkelijk een gevaar voordoet, en om
de signaleringen voor het publiek bij
een vals alarm te blokkeren vooraleer
ze aanvangen. Uitzondering hierop is
het vooralarm gegenereerd door een
gasdetectielijn. In dit geval wordt de
signalering van het vooralarm hersteld
wanneer de gassensor onder de
vooralarmlimiet daalt.
Opmerkingen
21