6.15
Aansluiting op de netvoedingsbron
Het systeem voor voeding van de SmartLine centrales is in overeenstemming met de Normen EN54-4.
Gevaarlijk:
Het systeem NIET voeden met een spanning die niet conform is.
1. Sluit de netvoeding aan op de aansluitklemmen van de voedingsmodule (Afbeelding 7 - Switching-
voedingen, [A] en Afbeelding 33 - Aardingsinstallatie, [A]).
Voor een installatie in overeenstemming met de veiligheidsnormen moet de fasegeleider op de
aansluitklem "L" en de neutrale geleider op de aansluitklem "N" worden aangesloten.
De
voeding
voor
verdeelschakelbord
scheidingsschakelaar, in naleving van de voorschriften van de plaatselijke normen.
Opmerking:
Op de elektrische installatie van het gebouw moet een thermomagnetische schakelaar aanwezig zijn als
extra bescherming tegen te hoge stroom en tegen kortsluiting.
Opmerking:
De uiteinden van een getwiste geleider mogen niet met een zachte las worden verbonden op de punten
waar de geleider aan een contactdruk is onderworpen.
• Primaire voeding: 230V
• Maximale opname van de SmartLine020 centrale: 0,5 A
• Maximale opname van de SmartLine036 centrale: 1,1 A
A
G
SmartLine020
centrale
Afbeelding 33 - Aardingsinstallatie
2. Krimp het kabeltje van de aardgeleider op het oog van de voorziene aansluitklem [B].
3. Bevestig het kabeltje met het oog op de centrale op de schroef van de aarding [C].
4. Controleer of de aansluitklem "
op de aarding zijn aangesloten.
Gevaarlijk:
De aardingsinstallatie moet in overeenstemming zijn met de geldende normen inzake
elektrische veiligheid op installaties.
42
de
centrale
moet
via
een
voorbehouden
(-15 / +10%) 50/60Hz
E
F
D
C
B
" van de voedingsmodule [D], de moederkaart [E] en het deksel [F]
rechtstreeks
aangevoerd
lijn;
deze
lijn
C
B
G
SmartLine036
centrale
Conventionele branddetectiecentrale
worden
uit
een
moet
beveiligd
zijn
E
A
D
Installatieprocedure
elektrisch
via
een
F