Opmerking:
Om de certificatie IMQ-VEILIGHEIDSSYSTEMEN te garanderen, mag deze uitgang niet worden gebruikt als
een uitgang van het type J (EN 54-1), dit betekent dat die niet mag worden gebruikt om systemen aan te
sturen voor transmissie van een een storing.
6.9.1 Bekabeling
Gebruik de niet-afgeschermde kabel. De doorsnede van de kabel moet afgestemd zijn op de afstand en de
aard van de belasting die op de uitgang is aangesloten.
6.10
Aansluiting van de uitgang voor signalering van een alarm
Afbeelding 29 - Aansluiting uitgang alarm
De uitgang voor alarmsignalering is een gecontroleerde uitgang die stilgezet kan worden en door een zich
automatisch herstellende zekering van 0,9 A s beschermd.
In rustcondities zal de centrale een kleine controlestroom op de lijn laten circuleren met omgekeerde
polariteiten ten opzichte van de polariteiten vermeld op de zeefdruk. De dioden die standaard bij elke
belasting zijn opgesteld die op de lijn is aangesloten, zorgen ervoor dat deze stoom stopt op de weerstand
van het einde van de lijn. Door deze stroom te controleren, kan de centrale nagaan of de bekabeling intact
is. Een eventuele opening of kortsluiting op de draden genereren een storingssignalering: "
"
Kortsluiting uitgang alarm
In geval van een alarm wordt de uitgang geactiveerde en levert de centrale een spanning van 24V met de
polariteiten vermeld op de zeefdruk van de kaart.
6.10.1 Bekabeling
1. Gebruik de NIET-afgeschermde kabel. De doorsnede van de kabel moet afgestemd zijn op de afstand
en de aard van de belasting die op de uitgang is aangesloten.
2. Sluit de meegeleverde weerstand einde lijn (47 K:) in parallel aan op het laatste apparaat van de lijn.
3. Sluit een diode 1N4007 of gelijkwaardig serieel aan op iedere belasting.
6.11
Aansluiting uitgangen NAC op de Smart/8Z-uitbreidingskaart
De uitgangen NAC op de uitbreidingskaart zijn programmeerbare uitgangen, die gecontroleerd en
beschermd worden door een zich automatisch herstellende zekering van 0,9 A.
In rustcondities zal de centrale een kleine controlestroom op de lijn laten circuleren met omgekeerde
polariteiten ten opzichte van de polariteiten vermeld op de zeefdruk. De dioden die standaard bij elke
belasting zijn opgesteld die op de lijn is aangesloten, zorgen ervoor dat deze stoom stopt op de weerstand
van het einde van de lijn. Door deze stroom te controleren, kan de centrale nagaan of de bekabeling intact
is. Een eventuele opening of kortsluiting op de draden genereren een storingssignalering: "
".
uitgang alarm
In geval van een alarm wordt de uitgang geactiveerde en levert de centrale een spanning van 24V met de
polariteiten vermeld op de zeefdruk van de kaart.
38
".
Conventionele branddetectiecentrale
PAARS
GEEL
Geopend
Open
Installatieprocedure
ORANJE
GOUD
" of
" of "
Kort