8
Gasinstallatie
78
8.4
Gasflessen vervangen
Bij het vervangen van de gasflessen niet roken en geen open vuur
ontsteken.
Na het vervangen van gasflessen controleren of er bij de aansluitpun-
ten geen gas uitloopt. Daarvoor de aansluiting met lekzoek-spray in-
spuiten. De toebehorenhandel biedt deze middelen aan.
De hieronder beschreven werkwijze geldt voor voertuigen die beschik-
ken over een enkelvoudige gasaansluiting. Als het voertuig met een re-
gelaar is uitgerust: Bij het wisselen van de gasfles zo te werk gaan als
beschreven bij de regelaar.
Afb. 72
Aansluiting gasfles
Luik naar de gaskast openen.
Hoofdafsluitkraan (Afb. 72,4) op de gasfles sluiten. Let op de richting
van de pijl.
Gasdrukregelaar (Afb. 72,2) vasthouden en kartelmoer (Afb. 72,3) ope-
nen (in de regel linkse schroefdraad).
Gasdrukregelaar met gasslang (Afb. 72,1) van de gasfles verwijderen.
Bevestigingsriemen losmaken en gasfles uitnemen.
Gevulde gasfles in de gaskast zetten.
Gasfles met de bevestigingsriemen bevestigen.
Gasdrukregelaar (Afb. 72,2) met gasslang (Afb. 72,1) op de gasfles aan-
brengen en kartelmoer (Afb. 72,3) hand vastdraaien (in de regel linkse
schroefdraad). Niet te vast aandraaien.
Luik naar de gaskast sluiten.
3495617 - 02/23 - EHG-0012-05NL