10
Inbouwapparatuur
Inschakelen:
Uitschakelen:
Zomergebruik
Warmwatervoorziening
inschakelen:
Warmwatervoorziening
uitschakelen:
Veiligheids-/aftapventiel
104
De hoofdafsluitkraan op de gasfles en de gasafsluitkraan "Verwar-
ming/Boiler" openen.
Temperatuurdraaiknop (Afb. 93,8) op het bedieningspaneel instellen op
de gewenste verwarmingsstand.
Draaischakelaar (Afb. 93,6) op wintergebruik "Alleen verwarming"
(Afb. 93,4) of op wintergebruik "Verwarming en warmwatervoorziening"
(Afb. 93,5) zetten.
Het groene controlelicht (Afb. 93,7) brandt.
De circulatieluchtventilator schakelt automatisch in, als de verwarming in
gebruik wordt genomen.
Draaischakelaar (Afb. 93,6) op "" (Afb. 93,3) zetten.
Gasafsluitkraan "Verwarming/boiler" en hoofdafsluitkraan op de gasfles
sluiten.
Na uitschakelen van de verwarming kan de circulatieluchtventilator nalopen
om de restwarmte te verbruiken.
Het verwarmen van het voertuig is in de gebruikswijze "Zomer" niet moge-
lijk. Bij deze gebruikswijze wordt alleen het warmwater tot 40 °C of 60 °C
verhit.
De hoofdafsluitkraan op de gasfles en de gasafsluitkraan "Verwar-
ming/Boiler" openen.
Op het bedieningspaneel (Afb. 93) de draaischakelaar (Afb. 93,6) op
"Zomergebruik" (Afb. 93,1 of 2) zetten.
Het gele controlelicht (Afb. 93,9) licht op tijdens de opwarmfase. Bij het be-
reiken van de ingestelde watertemperatuur is de opwarmfase beëindigd en
het gele controlelicht gaat uit.
Bij storing licht het controlelicht (Afb. 93,9) op het bedieningspaneel rood op
(zie sectie 15.5).
Op het bedieningspaneel (Afb. 93) de draaischakelaar (Afb. 93,6) op
"" zetten.
Gasafsluitkraan "Verwarming/boiler" en hoofdafsluitkraan op de gasfles
sluiten.
De verwarming is uitgerust met een veiligheids-/aftapventiel (Afb. 94). Het
veiligheids-/aftapventiel voorkomt, dat water voor de warmwatervoorziening
bevriest als bij vorst de verwarming niet is ingeschakeld.
Veiligheids-/aftapventiel openen en verwarming leegmaken, als het
voertuig langere tijd niet wordt gebruikt.
Bij temperaturen onder 2 °C gaat het veiligheids-/aftapventiel automa-
tisch open. Pas wanneer de temperatuur bij het veiligheids-/aftapventiel
boven 6 °C ligt, kan het veiligheids-/aftapventiel weer afgesloten worden.
De waterpomp en de waterarmaturen zijn niet tegen vorst beschermd
door het veiligheids-/aftapventiel.
De aftapaansluiting van het veiligheids-/aftapventiel moet altijd vrij van
verontreiningen (bijv. bladeren, ijs) zijn.
3495617 - 02/23 - EHG-0012-05NL