Download Print deze pagina

carado Van 2023 Gebruiksaanwijzing pagina 15

Advertenties

3.5.2
3495617 - 02/23 - EHG-0012-05NL
 Op inwendige aansluitstukken mogen alleen de daarvoor bestemde
apparaten aangesloten zijn. Een apparaat niet buiten het voertuig ge-
bruiken wanneer het op een inwendig aansluitstuk is aangesloten.
 Koken tijdens de rit is verboden.
 Voor ingebruikname van de kookplaat voor een toereikende ventilatie
zorgen. Raam of dakluik openen.
 Gaskooktoestel niet gebruiken voor verwarmingsdoeleinden.
 Als er meerdere gastoestellen voorhanden zijn, dan is voor ieder ap-
paraat een gasafsluitkraan vereist. Wanneer gastoestellen niet wor-
den gebruikt, moet de betreffende gasafsluitkraan worden gesloten.
 Ontstekingsbeveiligingen moeten na uitgaan van de gasvlam binnen
een minuut sluiten. Daarbij is een klik te horen. Werking zo nu en dan
controleren.
 De ingebouwde gastoestellen zijn uitsluitend ontworpen voor gebruik
met propaangas, butaangas of een mengsel van beide gassen. De
gasdrukregelaar alsmede alle ingebouwde gastoestellen zijn ontwor-
pen voor een bedrijfsdruk van 30 mbar.
 Propaangas is gasvormig tot -42 °C, butaangas daarentegen slechts
tot 0 °C. Bij lagere temperaturen is er geen gasdruk meer aanwezig.
Butaangas is niet geschikt voor gebruik in de winter.
 De gaskast is door zijn functie en constructie een ruimte met opening
naar buiten. De standaard ingebouwde kunstmatige ventilatie nooit af-
dekken of dichtzetten. Ontsnappend gas kan anders niet naar buiten
worden weggeleid.
 De gaskast mag niet als opbergruimte worden gebruikt.
 De gaskast beveiligen tegen de toegang van onbevoegden. Daarvoor
de toegang afsluiten.
 De hoofdafsluitkraan op de gasfles moet toegankelijk zijn.
 Alleen apparaten op gas (bijv. gasgrill) aansluiten die voor een gas-
druk van 30 mbar zijn bedoeld.
 De gasafvoerbuis moet aan de verwarming en aan de schoorsteen
goed afsluiten en stevig vastzitten. De gasafvoerbuis mag niet be-
schadigd zijn.
 De rookgassen moeten onbelemmerd naar buiten kunnen stromen en
de verse lucht moet onbelemmerd toe kunnen treden. Daarom de
gasafvoerschoorsteen en inlaatopeningen schoon houden en vrijhou-
den (bijv. van sneeuw en ijs). De onderrand van het voertuig mag niet
met flappen of door sneeuwwallen worden afgesloten.
Gasfles
 Volle of lege gasflessen buiten het voertuig alleen met gesloten hoofd-
afsluitkraan en voorzien van beschermkap hanteren.
 Gasflessen alleen in de gaskast meenemen.
 Gasflessen in de gaskast verticaal plaatsen.
 Gasflessen beveiligd tegen draaien en kantelen vastbinden.
 Gasslang spanningsvrij op de gasfles aansluiten.
 Als de gasflessen niet op de gasslang zijn aangesloten, altijd de be-
schermkap aanbrengen.
3
Veiligheid
15

Advertenties

loading