Vergrendeling vergrendelt
9
hoorbaar.
Duo-buddyseat aanbrengen
142
(
54).
Starten met
hulpstartkabels
De bedrading naar de con-
tactdoos is niet berekend
op het starten van de motor
m.b.v. hulpstartkabels. Een te
hoge stroomsterkte kan tot brand
z
of schade aan de boordelektro-
nica leiden.
Bij starthulp de contactdoos niet
gebruiken.
Het aanraken van onder
spanning staande delen van
het ontstekingssysteem bij draai-
ende motor kan tot elektrische
schokken leiden.
Bij draaiende motor geen onder-
delen van het ontstekingssys-
teem aanraken.
Door contact tussen de
pooltangen van de start-
kabels en de motorfiets kan kort-
sluiting ontstaan.
Alleen startkabels met volledig
geïsoleerde pooltangen
gebruiken.
Starthulp met een hogere
spanning dan 12 V kan tot
schade aan de boordelektronica
leiden.
De accu van het stroomleverende
voertuig moet een spanning van
12 V hebben.
Tijdens de starthulp de accu
niet van het boordnet losma-
ken.
De berijders-buddyseat verwij-
deren (
55).
De motor van de stroomleve-
rende motorfiets of auto tijdens
de starthulp laten draaien.
De rode hulpstartkabel eerst
op de pluspool van de ontladen
accu en daarna op de pluspool
van de hulpaccu aansluiten.
De zwarte hulpstartkabel op de
minpool van de hulpaccu en
daarna op de minpool van de
ontladen accu aansluiten.
De motorfiets met de ontla-
den accu normaal starten. Bij
het mislukken van de startpo-
ging, ter bescherming van de
startmotor en de hulpaccu, pas
na enkele minuten weer een
nieuwe startpoging onderne-
men.
Beide motoren enkele minuten
laten draaien, voordat de hulp-
startkabels worden losgemaakt.
Maak de hulpstartkabels eerst
los van de minpool en vervol-
gens van de pluspool.
De berijders-buddyseat aan-
brengen (
55).