86
5.7.1.2
Berekening
van de markeurlengte
voor het markeren van een spoor in
het trekkerspoor
Berekening van de markeurinstelmaat A (Fig. 97/2),
gemeten vanuit het midden van de machine tot de
plaats waar de markeurschijf de grond raakt bij
symmetrische opstelling van de zaaikouters.
Markeurinstelmaat A = werkbreedte B
Werkbreedte B = aantal rijen n x rijenafstand R
Markeurinstelmaat A = R x n
R = rijenafstand
n = aantal zaaiaggregaten
S = trekkerspoorbreedte
Voorbeeld:
Rijenafstand
Aantal zaaiaggregaten
Trekkerspoorbreedte
Markeurinstelmaat A = R x n
Markeurinstelmaat A = 75 cm x 4
5.7.2
Lengte-instelling van
markeurs bij ED 302
De lengte-instelling is alleen mogelijk tot het midden
van de trekker.
-
Klembouten losdraaien (Fig. 98/1)
-
Markeurpijp (Fig. 98/2) tot de vereiste lengte
uittrekken
-
Klembout (Fig. 98/3) losdraaien en markeurschijf
(Fig. 98/4) uittrekken.
De werkintensiteit van de markeurs door
verdraaien van de schijf aanpassen. Op lichte
grond staat de schijf nagenoeg evenwijdig aan
de rijrichting en op zware grond staat de schijf
meer op grip, waardoor deze agressiever werkt
en een duidelijk zichtbaar spoor achterlaat.
-
Klembout vast aandraaien.
ED02 DB701 01.03
trekkerspoor S
2
S
200
R = 75 cm
n = 4
S = 150 cm
S
200
150 cm
= 225 cm
200
Fig. 97
Fig. 98