Explosieveilige industriële reductors – Bedrijfs- en montagehandleiding
GEVAAR
Explosiegevaar
Elektrostatische ladingen kunnen vonken veroorzaken.
•
Gebruik uitsluitend elektrisch geleidende slangen.
Controleer slangleidingen en schroefverbindingen op lekkages, sneden, scheuren, poreuze plekken en
schuurplekken. Als de slangen beschadigd zijn, moeten ze worden vervangen. Neem hiervoor contact
op met de serviceafdeling van NORD.
5.2.9 Oliefilter (optie: CS1-X, CS2-X, LC/LCX)
De oliefilters beschikken standaard over een optische vervuildingsindicatie. In principe adviseren wij om
het filterelement ten laatste na een bedrijfstijd van een jaar te vervangen.
Reageert de vervuilingsindicatie, dan is het noodzakelijk het filterelement per omgaande te vervangen.
Voor verdere informatie moet eveneens de documentatie van de betreffende fabrikant worden
geraadpleegd.
5.2.10 Stof verwijderen
Stoflagen op het reductorhuis en op de ventilatorvinnen verminderen het koelvermogen en leiden tot
oververhitting. Verwijder afgezette stoflagen. Als de reductorbehuizing geribd is, moet er in het bijzonder
op worden gelet dat de ruimte tussen de ribben regelmatig wordt gereinigd, zodat er geen stof- of
vuilafzettingen ontstaan.
5.2.11 Olieverversing
WAARSCHUWING
Gevaar voor brandwonden, risico op letsel
•
Laat de hete reductor afkoelen voordat u die aanraakt. De reductor moet echter nog steeds warm
zijn, zodat de olie sneller kan wegvloeien.
•
Draag bij het verversen van olie beschermende handschoenen en een veiligheidsbril.
Informatie
Om de verversingsintervallen van het smeermiddel te optimaliseren, adviseert Getriebebau NORD om
de transmissie-olie regelmatig te analyseren.
De posities van de olieaftapschroef of de optionele aftapkraan, de ventilatie en de ontluchting en de
inrichting voor controle van het oliepeil vindt u in het opdrachtgerelateerde maatblad.
Bij reductoren met hulpaandrijving (optie: WX) geldt voor de olie in de tussenflens hetzelfde interval als
voor de industriële reductor.
Werkwijze:
1. Kies een opvangbak die toereikend is voor de op het typeplaatje aangegeven hoeveelheid olie.
Plaats de opvangbak onder de olieaftapschroef of de olieaftapkraan.
2. Schroef de ventilatie/ontluchting uit de reductor.
3. Schroef de olieaftapplug uit de reductor. In het geval van een aftapkraan schroeft u de sluitschroef
uit de aftapkraan en opent u de aftapkraan.
4. Tap de olie volledig af uit de reductor. Maak, indien aanwezig, ook de filters en leidingen leeg.
84
B 2050 nl-3023