4.2
De Qc1103™ bedienen en
instellen
4.2.1
Starten
– Schakel de batterijschakelaar in, indien van
toepassing.
– Draai de startschakelaar S20 naar positie I (AAN)
om de Qc1103™ controller in te schakelen.
– Schakel stroomonderbreker Q1 uit.
– Selecteer de gewenste werkingsmodus op de
Qc1103™ controller (zie hoofdstuk "Werkmodi"
op pagina 38 voor de mogelijke opties).
– Om de generator op te starten in de manuele
modus:
•
Druk op de knop MAN op de Qc1103™
controller om de manuele modus te activeren.
•
Gebruik de START-knop om de generator te
starten.
•
De generator zal starten.
In koude omstandigheden start de unit
mogelijk niet van de eerste keer. De controller
probeert 3 keer te starten.
•
Laat de generator opstarten tot de spanning en
frequentie OK zijn (
Hz/V ok
•
Schakel stroomonderbreker Q1 in.
– Om de generator op te starten in de automatische
modus:
•
Druk op de knop AUTO op de Qc1103™
controller om de automatische modus te
activeren.
•
Schakel stroomonderbreker Q1 in.
•
De generator start automatisch bij een
startcommando (bijv. een startsignaal op
afstand of een ingestelde timer).
In koude omstandigheden start de unit
mogelijk niet van de eerste keer. De controller
probeert 3 keer te starten.
4.2.2
Tijdens de werking
Voer regelmatig de volgende controles uit:
– Controleer op de controller of alle displaywaarden
normaal zijn.
!
– Controleer of er geen olie-, brandstof- of
koelvloeistoflekken zijn.
brandt).
!
– Controleer of het voltage tussen de fasen identiek
is en of de nominale stroom niet wordt overschre-
den.
Vermijd dat de motor zonder
brandstof valt. Mocht dit toch
gebeuren, dan kan voorinspuiten
het starten versnellen.
Vermijd langdurig werken op lage
belasting (< 30%). Dit kan leiden tot
vermogenverlies en hoger oliever-
bruik van de motor. Raadpleeg
hoofdstuk "Lage belastingen voor-
komen".
- 31 -
– Indien er éénfasige belastingen aangesloten zijn
aan de uitgangsklemmen van de generator, zorg er
dan voor dat de belastingen gelijkmatig verdeeld
zijn.
– Als stroomonderbrekers tijdens de werking
worden geactiveerd, schakel dan de belasting uit
en stop de generator. Controleer en verlaag, indien
nodig, de belasting.
Tijdens de werking mogen de
!
deuren van de generator slechts
kortstondig geopend blijven om bv.
routinecontroles uit te voeren.
4.2.3
Stoppen
– In manuele modus:
•
Schakel de belasting uit.
•
Schakel stroomonderbreker Q1 uit.
•
Druk op de STOP-knop om de generator
onmiddellijk na de afkoelperiode te stoppen.
– In AUTO-modus:
•
Schakel de belasting uit.
•
De motor stopt wanneer een stopcommando
(bijv. een start-/stopsignaal op afstand of een
ingestelde timer) wordt ontvangen.
– Draai de startschakelaar S20 in de stand O (UIT)
om de spanning naar de Qc1103™ controller uit te
schakelen.
– Sluit alle deuren af om toegang door onbevoegden
te voorkomen.