1.6
Veiligheid bij het gebruik van ge-
reedschappen
Gebruik voor elk werk het gepaste gereedschap. Onge-
vallen worden voorkomen door kennis betreffende het
juiste gebruik van gereedschappen en de grenzen van
een veilig gebruik, samen met gezond verstand.
Er is speciaal gereedschap verkrijgbaar voor bepaalde
werkzaamheden. Dit moet worden gebruikt wanneer dit
wordt geadviseerd. Door dit gereedschap te gebruiken,
bespaart u tijd en voorkomt u beschadiging van de
onderdelen.
1.7
Speciale veiligheidsvoorschrif-
ten
Bij het verrichten van werkzaamheden aan batterijen
dient u altijd beschermende kleding en een veiligheids-
bril te dragen.
1
De elektrolyt in batterijen is een zwavelzuuroplos-
sing, die ernstig letsel aan de ogen kan toebrengen
en brandwonden kan veroorzaken wanneer hij in
aanraking komt met de huid. Wees daarom voor-
zichtig bij het hanteren van batterijen, bijv. bij het
controleren van de lading.
2
Breng een waarschuwingsbord aan dat vuur, open
vlammen en roken verbiedt op de plaats waar de
batterijen opgeladen worden.
3
Wanneer batterijen opgeladen worden vormt zich in
de cellen een explosief gasmengsel dat door de ont-
luchtingsgaten in de pluggen kan ontsnappen.
Zo kan er bij slechte verluchting een explosieve
atmosfeer rond de batterij ontstaan, die gedurende
meerdere uren na het laden in en rond de batterij
kan blijven hangen. Daarom:
- nooit roken in de nabijheid van batterijen die
opgeladen worden of pas opgeladen zijn,
- nooit onder stroom staande circuits bij de batte-
rijklemmen onderbreken, omdat dit meestal een
vonk veroorzaakt.
4
Als een hulpbatterij (AB) met startkabels parallel
aan de machinebatterij (CB) gekoppeld wordt: sluit
de + pool van AB aan op de + pool van CB en sluit
vervolgens de - pool van CB aan op de massa van
de machine. In omgekeerde zin loskoppelen.
- 15 -