wilt verlaten, rem af tot een vei-
lige snelheid voordat u de ge-
asfalteerde weg verlaat en
breng het voertuig tot stilstand.
– Laat de richtingaanwijzer inge-
schakeld om ervoor te zorgen
dat u beter zichtbaar bent.
– Schakel de waarschuwings-
knipperlichten in bij modellen
die hiermee zijn uitgerust om
ervoor te zorgen dat u beter
zichtbaar bent.
– Als u een gsm of een ander com-
municatietoestel hebt, laad dat
dan helemaal op voor langere
uitstappen.
– Als u bij een aanrijding betrokken
raakt, raadt BRP u stellig aan het
voertuig te laten transporteren (zie
het voertuig transporteren ) naar de
dichtstbijzijnde Can-Am On-Road
dealer voor een grondige veilig-
heidsinspectie voordat u opnieuw
gaat rijden.
K K a a p p o o t t t t e e b b a a n n d d e e n n
Als u plots een kapotte band of klap-
band krijgt, houd het stuur dan stevig
vast, verminder geleidelijk vaart en
stuur voorzichtig naar een veilige plek
om tot stilstand te komen. Vermijd
hard remmen, lager schakelen of
scherp draaien. Als een voorband ka-
potgaat, kan het voertuig de neiging
hebben om te trekken in de richting
van de kapotte band. Houd het stuur
dus stevig vast om in de gewenste
richting te sturen. Zie het hoofdstuk
herstellingen onderweg voor instruc-
ties over het herstellen van een band.
Veiligheidsaanwijzingen
VERKEERSSTRATEGIEËN
95