B B E E W W A A R R I I N N G G E E N N V V O O O O R R B B E E R R E E I I D D I I N N G G O O P P H H E E T T
R R I I J J S S E E I I Z Z O O E E N N
B B e e r r g g r r u u i i m m t t e e
Als met het voertuig minstens vier
maanden niet wordt gereden, bijvoor-
beeld in de winter, is een correcte op-
slag noodzakelijk om het voertuig in
een goede conditie te houden.
BRP raadt u aan uw voertuig hele-
maal door uw erkende Can-Am On--
Road
dealer,
iemand anders van uw keuze te laten
klaarmaken voor opslag. Als dat u be-
ter uitkomt, kunt u de volgende basis-
procedures volgen.
H H e e t t v v o o e e r r t t u u i i g g v v o o o o r r b b e e r r e e i i d d e e n n v v o o o o r r
o o p p s s l l a a g g
1. Inspecteer het voertuig en laat uw
erkende Can-Am On-Road dealer,
reparatiebedrijf of iemand anders
van uw keuze indien nodig onder-
houd,
reparatie
uitvoeren.
O O P P M M E E R R K K I I N N G G : :
Inwoners van de Verenigde Staten en
Canada kunnen voor meer informatie
over garantieclaims de emissiepresta-
tiegarantie van US EPA in het hoofd-
stuk Garantie raadplegen.
2. Vervang de motorolie en de filter.
Zorg voor onderhoud, reparatie of
vervanging door een erkende Ca-
n-Am On-Road dealer, reparatie-
bedrijf of iemand anders van uw
keuze.
3. Controleer het niveau van de koel-
vloeistof,
koppelingsvloeistof.
4. Vul de brandstoftank, voeg brand-
stofstabilisator toe en laat de mo-
tor draaien om te voorkomen dat
de tank zou roesten en de brand-
stof slecht zou worden. Volg de
aanwijzingen op de verpakking
van de brandstofstabilisator nauw-
gezet op.
5. Blaas alle banden op tot de aanbe-
volen spanning.
reparatiebedrijf
of
vervanging
remvloeistof
6. Maak het voertuig proper.
7. Smeer alle bedieningskabels, ver-
grendelingen,
draaipunten van alle hendels.
8. Sluit
bergvakken.
9. Dek het voertuig af met een adem-
end materiaal (bv. doek van gewe-
ven jute). Vermijd het gebruik van
plastic of andere niet-ademende,
of
gecoate materialen die geen ver-
luchting toelaten en zo hitte en
vochtigheid laten accumuleren.
10. Sla het voertuig op in een droge
ruimte uit het zonlicht met kleine
dagelijkse temperatuurverschillen.
11. De accu één keer per maand lang-
zaam laten opladen op het aanbe-
volen laadvermogen van 2 A. De
accu
verwijderd.
V V o o o o r r b b e e r r e e i i d d i i n n g g o o p p h h e e t t
r r i i j j s s e e i i z z o o e e n n
Voordat er met het voertuig gereden
wordt, moet het na een periode van
opslag worden geprepareerd en ge-
controleerd. Voer het volgende uit:
1. Neem de afdekking weg en maak
het voertuig proper.
2. Laad de accu op indien nodig.
3. Voer een inspectie voor het vertrek
uit en maak dan een trage proefrit
met het voertuig.
en
slotcilinders
en
vergrendel
hoeft
niet
te
en
alle
worden
151