VERKEERSSTRATEGIEËN
Als u te snel draait of een bocht
neemt, zult u wellicht merken dat
het binnenste voorwiel loskomt
van het wegdek en voelt en hoort u
dat de het VSS het motorvermo-
gen vermindert. Hoewel VSS u
kan helpen de controle over het
voertuig te behouden, bestaat er
nog steeds een kans dat u gaat tol-
len of omslaat als u te hard en te
snel draait.
– K K i i j j k k u u i i t t : : Kijk de hele bocht door en
blijf goed uit uw ogen kijiken. Be-
oordeel de hele draaibeweging zo
snel mogelijk: de eigenschappen
van het wegdek, hoe scherp de
bocht is en de algemene verkeers-
situatie zodat u tijd hebt om te be-
slissen over uw snelheid en
positie. Soms helpt het om uw
hoofd in de richting van de bocht te
draaien om een goed visueel
beeld te behouden.
– S S t t u u u u r r : : Draai het stuur om het
voertuig in de richting van de bocht
te sturen. Dit voertuig is niet zoals
een motorfiets: het stuurt niet te-
gen en helt niet over. Denk eraan
dat u door de draaibeweging een
zijwaarts inwerkende kracht onder-
gaat, zodat u met uw lichaam
soms wat moet overhellen naar de
binnenkant van de bocht om op
het voertuig een comfortabele hou-
ding te behouden. Om het stuur
van uw voertuig te draaien zult u er
meer kracht op moeten zetten dan
op een motorfiets.
B B o o c c h h t t e e n n
Omdat dit voertuig smaller is dan een
auto, kunt u in bochten binnen een rij-
vak van de ene kant naar de andere
kant rijden om uw baan zo recht mo-
gelijk te houden. Maar dit voertuig is
breder dan een motorfiets, zodat u zij-
delings minder bewegingsruimte hebt.
Het is belangrijk om ervoor te zorgen
dat uw voorbanden niet buiten het rij-
vak gaan.
92
Bij gewone bochten is de opeenvol-
ging van buitenkant, binnenkant en
buitenkant het best.
T T R R A A J J E E C C T T V V O O O O R R G G E E W W O O N N E E B B O O C C H H T T E E N N
1. Buiten
2. Binnen (op het hoogtepunt)
H H e e u u v v e e l l s s
Dit voertuig kan bij stilstand in om het
even welke versnelling gaan rollen.
De koppeling is altijd ontkoppeld als
het voertuig stilstaat, waardoor de
transmissie het voertuig niet op zijn
plaats zal houden. Houd het rempe-
daal ingedrukt als u op een helling stil-
staat. Om op een helling te starten,
houdt u het rempedaal ingedrukt ter-
wijl u gas geeft. Laat het rempedaal
los wanneer u voelt dat de koppeling
aangrijpt.
' ' s s N N a a c c h h t t s s r r i i j j d d e e n n
Gebruik uw lichten en richtingaanwij-
zers om door andere automobilisten
gezien te worden, maar denk ook aan
uw eigen gezichtsvermogen 's nachts.
Gebruik de grootlichten waar nodig.
Vermijd dat uw remafstand voorbij het
bereik van uw koplampen loopt (als u
te snel rijdt in verhouding tot de remaf-
stand). U kunt ook gebruikmaken van
de koplampen van andere voertuigen
om de weg voor u te zien.
Gebruik 's nachts geen getinte of ge-
kleurde vizieren of lenzen, en let er
vooral op dat er op uw vizier geen
krassen of vlekken zitten.
Veiligheidsaanwijzingen