Hoofdstuk 9
De spreadsheet applicatie biedt u krachtige, mobiele spreadsheetfuncties.
Alle handelingen in dit hoofdstuk gebeuren in de modus S
Belangrijk!
• De GRAPH35+ E en GRAPH25+ E hebben geen S
1. Spreadsheet basisfuncties en functiemenu
Selecteer S
SHT in het hoofdmenu om een spreadsheetscherm te laten verschijnen. Door
•
over te schakelen naar de modus S
"SHEET" genaamd, aangemaakt.
Op het spreadsheetscherm verschijnt een aantal cellen (vakken) die gegevens bevatten.
Bestandsnaam
Hier verschijnen zoveel
mogelijk tekens van de
bestandsnaam.
Rijnummers
(1 tot 999)
Invoervak
Hier verschijnt de inhoud van de cel waarop
de celcursor zich momenteel bevindt.
Wanneer meerdere cellen zijn geselecteerd,
geeft het invoervak het geselecteerde
celbereik aan.
In een cel kunnen de volgende soorten gegevens worden ingevoerd.
Constanten Een constante is iets met een vaste waarde nadat de invoer is beëindigd. Een
constante kan een cijfer zijn of een rekenformule (zoals bv. 7+3, sin30, A1 × 2,
enz.) zonder gelijkteken (=) ervoor.
Tekst
Een tekenreeks die begint met een aanhalingsteken (") wordt beschouwd als
tekst.
Een formule die begint met een gelijkteken (=) , zoals bv. =A1 × 2, wordt als
Formule
dusdanig uitgevoerd.
Merk op dat complexe getallen niet worden ondersteund in de modus S
k Functiemenu spreadsheet-scherm
• { FILE } ... Toont het volgende FILE submenu.
• { NEW } / { OPEN } / { SV
• { EDIT } ... Toont het volgende EDIT submenu.
• { CUT } / { PASTE } / { COPY } / { CELL } / { JUMP } / { SEQ } / { FILL } / { SRT
• PASTE verschijnt alleen vlak nadat CUT of COPY is uitgevoerd.
Spreadsheet
SHT , wordt automatisch een nieuw spreadsheetbestand,
•
AS } / { RECAL }
•
9-1
SHT .
•
SHT modus.
•
Kolomletters (A tot Z)
Celcursor
Functiemenu
SHT .
•
A } / { SRT
D }
•
•
9